Fundamentele begrippen
Informatie is naast massa en energie een fundamentele 'bouwstof' van de
werkelijkheid en van ons bestaan. Zonder Informatie zijn massa en energie
niets. De termen massa en energie vat ik gemakshalve samen in het woord
'materie'. Zonder Informatie kan materie niet bestaan. Een stoel kan niet
bestaan zonder een zekere hoogte en een zitvlak. Algemener gezegd: een vorm
is ondenkbaar zonder Informatie. Dit is voor mij een fundamentele aanname.
Een ander fundamenteel begrip is 'tijd'. Ik beleef mezelf als iets dat in
de tijd bestaat. Tijd verloopt: het ene moment (een 'NU') volgt op het
andere. Zo ontstaat het verschil tussen Verleden, Heden (het-NU) en
Toekomst. Nu doet zich het merkwaardige feit voor dat materie alleen in het-NU
bestaat, terwijl Informatie ook in het Verleden en de Toekomst bestaat. Dit
heeft verregaande consequenties waarmee in de klassieke wetenschap geen
rekening werd gehouden (zie mijn boek 'Zelfhandhaving'). Modelmatig is
'Infotie' de interface die in het NU de Informatie uit het Verleden op
materie betrekt en huidige Informatie vastlegt en zo gestalte geeft aan wat
wij de Toekomst noemen. Dit geldt voor 'het-Grote-Geheel' net zo als voor
elk persoonlijk bestaan.
Merkwaardig is dat Verleden en Toekomst tijdloos zijn. De tijd beleven we
alleen in het NU. We kunnen ons, wat gisteren gebeurd is, tijdloos voor
de geest halen. Voor hetzelfde geld hadden we ons op dat moment kunnen
herinneren wat er een jaar geleden gebeurd is. Onze hersenen halen in het
NU tijdloos Informatie uit het Verleden op en stellen zich tijdloos voor
wat we volgende week gaan doen.
Als we tijd op ons bestaan betrekken, dan hebben we het over processen. Een
proces is een verloop-in-de-tijd: een aaneenschakeling van momenten. Een
proces loopt ergens op uit, iets in de Toekomst. Dat 'iets' noemen we 'een
doel'. Dit voorstellen-van-toekomst is iets typisch menselijks, het is van
het derde evolutieniveau. Het stelt ons in staat om onze eigen Toekomst te
bepalen. Dat is iets wat de organismen van de tweede dimensie niet kunnen.
Als we in het-NU een Toekomst bepalen, stellen we ons 'een doel' voor. Dat
doel bereiken we alleen als we de 'juiste' dingen doen. Dit wil niet zeggen
dat we ook de 'goede' dingen doen. Er zijn goede en foute bedoelingen. Als
we de juiste dingen doen, en de mogelijkheden laten dit toe, dan bereiken
we het doel dat we voor ogen hadden.
Doelen kunnen goed en fout zijn. We kunnen ons foute zaken voornemen. Wat
goed of fout is om na te streven is een morele kwestie. Wat juist is om te
doen hoeft nog niet goed te zijn. Een perfect uitgevoerde moord is juist
uitgevoerd maar niet goed om te doen.
In mijn evolutiemodel heb ik aangenomen dat uit het niets 'iets' is
geëmergeerd.
Een emergentie is er op een gegeven moment gewoon. Een emergentie is ‘iets’
met nieuwe eigenschappen. Dat ‘iets’ bestond eerder niet. Een emergentie is
van een hogere orde dan de systemen waaruit het bestaat; het heeft een
aparte ordening waardoor het een suprasysteem is. Een emergentie kan niet
logisch verklaard worden vanuit de deelsystemen waaruit het is opgebouwd
(zie mijn boek 'Zelfhandhaving'.)
De emergentie van niets (Potentie) naar iets is een bijzondere emergentie:
het is de eerste meta-emergentie. Vanaf dat moment was er materie,
Informatie en tijd. "De Drie baarden alle schepsels", vertelde de taoïst
Loa Tsi duizenden jaren geleden al.
De volgende meta-emergentie was er toen er 'leven' was: organismen
ontwikkelden zich. Dit noem ik 'het tweede evolutieniveau of ook wel: de
tweede dimensie.
Het derde meta-niveau was er toen sommige organismen een
'Historisch-Bewustzijn' bleken te hebben
Het kernbegrip voor de eerste dimensie is: 'Waarde'. Materie wordt
gekenmerkt door waarden die in Informatie worden vastgelegd. Hoogte, kleur,
temperatuur. Eigenschappen. Meetbare aspecten. De Informatie vormt de
materie en is er van afgeleid. Kernbegrippen van een lager evolutieniveau
spelen ook een rol in de hogere dimensies. Zo kan voor mensen gedrag een
bepaalde waarde hebben. Gedrag is gerelateerd aan 'wat je ermee beoogt',
wat je ermee bedoelt. Gedrag kan waardevol zijn voor het bereiken van een
doelstelling, of het bereiken tegengaan.
Als we een doel voor ogen hebben stellen we bepaalde waarden vast waaraan
het voorgestelde moet voldoen. Om dit voor elkaar te krijgen moet, wat we
doen, aan bepaalde voorwaarden voldoen. In een proces kunnen waarden als
norm fungeren. Maatschappelijke waarden en normen zijn moreel van aard: ze
worden in een democratie als 'goed' beschouwd voor elke burger.
Het kernbegrip voor de tweede dimensie is 'behoefte'. Levende organismen
kunnen alleen voortbestaan als in hun basisbehoeften in zekere mate wordt
voldaan. Een vis heeft de basisbehoefte om water om zich heen te hebben.
Een roodborstje heeft behoefte aan een bepaald territorium. Een leeuw moet
voldoende prooi in de buurt hebben. Mensen hebben de behoefte om te
clusteren, om 'erbij' te horen, om zijn Potenties te ontplooien. Mensen
hebben het vermogen om te clusteren in gemeenschappen van mensen die elkaar
niet kennen. Mensen kunnen steden bouwen en vreedzaam met elkaar omgaan.
Het kernbegrip van de derde dimensie is 'eigenheid'. Als aan de behoeften
van de tweede dimensie in voldoende mate voldaan is, kunnen mensen aan hun
eigenheid werken: ze kunnen zichzelf ontplooien en sommige van hun
Potenties ontwikkelen. Zelfontplooiing. Mensen streven het realiseren van
hun Bouwplan na.
|