Herman Hümmels
Home

Risico en rente


Als iemand geld uitleent heeft hij minder koopkracht, totdat hij het geld terug krijgt. Het geld dat je niet hebt kun je niet uitgeven. Ik laat hier even buiten beschouwing dat geloof en vertrouwen ook een vorm van koopkracht is: als iemand gelooft dat hij het geld in de toekomst wel van je krijgt, dan kan het zijn dat hij je toch alvast iets verkoopt.
Voor geld is niet alleen het bezit van belang maar ook het eigendom. Koopkracht heb je als je geld in je bezit hebt. Iemand die geld leent krijgt het in zijn bezit maar is formeel niet de eigenaar. Door het lenen verhoogt hij zijn koopkracht. Daardoor kan hij zaken kopen waar hij behoefte aan heeft. Een ondernemer met een goed idee kan bijvoorbeeld grondstoffen kopen en een werknemer betalen voor het produceren van een product. Dit is de gebruikelijke gang van zaken, want meestal hebben ondernemers niet zelf het geld gespaard dat nodig is als investering. De meeste bedrijven drijven voor een deel op geleend geld. Dit gaat ook op voor huizenbezitters die een hypotheek hebben afgesloten, een hypotheek is niets anders dan een bij een bank afgesloten lening. Degene die uitleent loopt het risico dat het geld niet terugbetaald wordt.

Als een particulier geld uitleent dat niet terugbetaald wordt heeft hij pech, dan vermindert zijn uitzicht op koopkracht. Bij een bank ligt dat anders. De koopkracht van een bank is in principe onbeperkt, de bank verliest geen koopkracht, want geld dat uitgeleend wordt, wordt niet betaald uit eigen zak maar is alleen een boekhoudkundige truc door het uitgeleende bedrag in de balans aan beide kanten bij te schrijven: de bank schept nieuw geld, extra koopkracht. Dit heeft effect op de totale hoeveelheid geld dat in een land in omloop is. Gelukkig gebruikt een verstandige regering zijn macht om het gedrag van de banken in te perken en aan regels te binden. In Europa is de situatie ingewikkeld, omdat de macht om geld te scheppen aan de Europese Centrale Bank is overgedragen. Het is zo geregeld dat in feite de europese banken ‘als particulier’ functioneren, waardoor niet terug betaalde rekeningen van het eigen vermogen worden afgeschreven. Dit houdt in dat ook banken risico lopen.

Geld uitlenen betekent: risico lopen. Dit soort risico’s hebben op microniveau een gokelement in zich. Je kunt de betrouwbaarheid (kredietwaardigheid) van de lener inschatten, maar er kan altijd iets gebeuren waardoor je de lening toch niet terugbetaald krijgt. Als je veel leningen uitschrijft, zoals een bank dat doet, ontstaat een emergentie waardoor je, op langere termijn en door het grote aantal, met redelijke betrouwbaarheid op grond van ervaring kunt inschatten hoeveel geld je niet terugbetaald krijgt. Dit is heel precies uit te rekenen, en je kunt het uitdrukken in een bepaald percentage van het geld dat je uitleent. Een manier om dit risico te compenseren is om de lener het percentage dat je gemiddeld misloopt, aan rente méér terug te vragen dan de hoeveelheid geld dat je uitleent. Dit als compensatie voor het risico dat je loopt. Dit wordt in de bandbreedtemaatschappij als logisch en rechtvaardig beschouwd, als moreel acceptabel.

Rente is niets anders dan: de prijs van geld. Ik ga ervan uit dat dezelfde ‘wetten’ van toepassing zijn bij het verkopen van zowel materiële als bij financiële producten, wanneer het gaat om het bepalen van de hoogte van de toegevoegde waarde uitgedrukt in geld. Ook bij financiële producten geldt de marktwerking. Alleen: ik maak een onderscheid in de bedoelingen die aan de toepassing ten grondslag ligt. Het maakt wat uit of die bedoeling behoeftebevrediging is of speculatie. Het onderscheid is niet altijd makkelijk te trekken. Bijvoorbeeld als het gaat om termijnhandel. Daarbij kan het gaan om een eerlijke risicospreiding, maar zo’n product kan ook gekocht worden puur om te gokken. Maar er zijn ook financiële producten die geen enkele bijdrage leveren aan de reële economie. Het gaat dan om moreel foute producten die verboden moeten worden.
Rente mag in de bandbreedtemaatschappij gebruikt worden om de kosten te dekken die aan het gebruik van een product ten grondslag liggen, inclusief de arbeidskosten. Daaraan een speculatie element toevoegen is fout en dus verboden. Dit houdt in dat de acceptabele rente niet bijdraagt aan de verrijking van de uitlener. Alleen arbeid levert dan nog geld op.

Ik ga daarom een onderscheid maken tussen rente en risico-opslag. Rente heeft de bedoeling om met geld meer geld te maken (winst te maken, speculeren). Risico-opslag dient om reëel risico af te dekken.

Kan een overheid het niet-mogen-toepassen van speculatie in wetten vastleggen en handhaven? Zwart werken, vuurwerk afsteken, stelen… Er zijn veel zaken die verboden zijn en moeilijk te voorkomen zijn. Dit neemt niet weg dat het zinvol is voor een ordelijk met elkaar omgaan om afspraken te maken over het niet-mogen-toepassen van speculatie. Speculeren is niet-acceptabel gedrag. Politie en justitie zijn daarbij afhankelijk van burgers die aangifte doen, maar kunnen zelf ook ingrijpen . Een rechter kan beoordelen of er fout gedrag plaatsvond. Maar vaak komt het niet zover, omdat potentiële daders het risico van een straf niet nemen of bang zijn voor reputatieschade. Of gewoon een goed moreel besef hebben voor wat rechtvaardig is en wat niet. Bij sommige zaken is het moeilijk om een duidelijke grens aan te geven. Te veel eten bijvoorbeeld is slecht, maar je moet wel eten. Zo is het ook bij het toepassen van financiële producten die op het spreiden van risico gebaseerd zijn. Het is goed om onder bepaalde omstandigheden te lenen of een contract af te sluiten om na verloop van tijd een product af te nemen. Daarbij wordt risico gelopen. Mogelijk wordt de lening niet terugbetaald of worden de goederen niet geleverd. Bij grote aantallen kan berekend worden wat de te verwachten kosten zijn, dit kan in een risico-opslag omgezet worden. Dat er een verschil is tussen een reëel risico-opslag en een woekerrente mag duidelijk zijn, maar waar ligt de grens? Waar ligt het flip-flop-moment waarbij het één omslaat in het ander? Vaak is er modelmatig een instabiel gebied waarop het beide kanten op kan gaan. Op dit principe is de bandbreedtemaatschappij gebaseerd, en in feite elke rechtsstaat.

Risico-opslag eisen is dus onder bepaalde omstandigheden goed, in andere omstandigheden is rente fout, terwijl er ogenschijnlijk geen verschil is. Richtlijn hierbij is het antwoord op de vraag of de vergoeding gevraagd wordt voor de gemaakte arbeid plus de compensatie van het risico. Er wordt bij risico-opslag niet iets in rekening gebracht om extra winst te maken. Winst wordt overigens überhaupt nergens in een bandbreedtemaatschappij gemaakt. Winst wordt beschouwd als foute verrijking. Inkomensverschillen ontstaan door verschillen in salaris, en salaris is iets dat op grond van onderhandeling tussen werknemer en werkgever tot stand komt. Een ondernemer bepaalt zijn eigen salaris. Uiteindelijk blijft dit binnen de perken op basis van de marktwerking. Bij een te hoog salaris wordt het product te duur of krijgen de werknemers te weinig. Misbruik maken van een belabberde situatie waarin de arbeiders zich vroeger bevonden kan in principe niet meer omdat elke potentiële werknemer een basisloon ‘van rijkswege’ ontvangt. In een bandbreedtemaatschappij wordt de marktwerking niet verstoord door allerlei toeslagen, subsidies, monopolies, en niet ter zake doende ingrepen. Er is maar één belasting als het om het produceren van behoeftebevredigers of het verwerven van inkomen gaat: de belasting op toegevoegde waarde. Het op de markt brengen van financiële producten die puur bedoeld zijn om te speculeren is onwettig.

Home   Voor reacties: Prikbord Economie