Risico en rente
Als iemand geld uitleent heeft hij minder koopkracht, totdat hij het geld
terug krijgt. Het geld dat je niet hebt kun je niet uitgeven. Ik laat hier
even buiten beschouwing dat geloof en vertrouwen ook een vorm van
koopkracht is: als iemand gelooft dat hij het geld in de toekomst wel van
je krijgt, dan kan het zijn dat hij je toch alvast iets verkoopt.
Voor geld is niet alleen het bezit van belang maar ook het eigendom. Koopkracht heb je als je geld in je bezit hebt. Iemand die geld leent krijgt het in zijn bezit maar is formeel niet de eigenaar. Door het lenen verhoogt hij zijn koopkracht. Daardoor kan hij zaken kopen waar hij behoefte aan heeft. Een ondernemer met een goed idee kan bijvoorbeeld grondstoffen kopen en een werknemer betalen voor het produceren van een product. Dit is de gebruikelijke gang van zaken, want meestal hebben ondernemers niet zelf het geld gespaard dat nodig is als investering. De meeste bedrijven drijven voor een deel op geleend geld. Dit gaat ook op voor
huizenbezitters die een hypotheek hebben afgesloten, een hypotheek is niets
anders dan een bij een bank afgesloten lening. Degene die uitleent loopt
het risico dat het geld niet terugbetaald wordt.
Als een particulier geld uitleent dat niet terugbetaald wordt heeft hij
pech, dan vermindert zijn uitzicht op koopkracht. Bij een bank ligt dat
anders. De koopkracht van een bank is in principe onbeperkt, de bank
verliest geen koopkracht, want geld dat uitgeleend wordt, wordt niet betaald
uit eigen zak maar is alleen een boekhoudkundige truc door het uitgeleende
bedrag in de balans aan beide kanten bij te schrijven: de bank schept nieuw
geld, extra koopkracht. Dit heeft effect op de totale hoeveelheid geld dat
in een land in omloop is. Gelukkig gebruikt een verstandige regering zijn
macht om het gedrag van de banken in te perken en aan regels te binden. In
Europa is de situatie ingewikkeld, omdat de macht om geld te scheppen aan
de Europese Centrale Bank is overgedragen. Het is zo geregeld dat in feite
de europese banken ‘als particulier’ functioneren, waardoor niet terug
betaalde rekeningen van het eigen vermogen worden afgeschreven. Dit houdt
in dat ook banken risico lopen.
Geld uitlenen betekent: risico lopen. Dit soort risico’s hebben op
microniveau een gokelement in zich. Je kunt de betrouwbaarheid
(kredietwaardigheid) van de lener inschatten, maar er kan altijd iets
gebeuren waardoor je de lening toch niet terugbetaald krijgt. Als je veel
leningen uitschrijft, zoals een bank dat doet, ontstaat een emergentie
waardoor je, op langere termijn en door het grote aantal, met redelijke
betrouwbaarheid op grond van ervaring kunt inschatten hoeveel geld je niet
terugbetaald krijgt. Dit is heel precies uit te rekenen, en je kunt het
uitdrukken in een bepaald percentage van het geld dat je uitleent. Een
manier om dit risico te compenseren is om de lener het percentage dat je
gemiddeld misloopt, aan rente méér terug te vragen dan de hoeveelheid geld
dat je uitleent. Dit als compensatie voor het risico dat je loopt. Dit
wordt in de bandbreedtemaatschappij als logisch en rechtvaardig beschouwd,
als moreel acceptabel.
Rente is niets anders dan: de prijs van geld. Ik ga ervan uit dat dezelfde
‘wetten’ van toepassing zijn bij het verkopen van zowel materiële als bij
financiële producten, wanneer het gaat om het bepalen van de hoogte van de
toegevoegde waarde uitgedrukt in geld. Ook bij financiële producten geldt
de marktwerking. Alleen: ik maak een onderscheid in de bedoelingen die aan
de toepassing ten grondslag ligt. Het maakt wat uit of die bedoeling
behoeftebevrediging is of speculatie. Het onderscheid is niet altijd
makkelijk te trekken. Bijvoorbeeld als het gaat om termijnhandel. Daarbij
kan het gaan om een eerlijke risicospreiding, maar zo’n product kan ook
gekocht worden puur om te gokken. Maar er zijn ook financiële producten die
geen enkele bijdrage leveren aan de reële economie. Het gaat
dan om moreel foute producten die verboden moeten worden.
Rente mag in de bandbreedtemaatschappij gebruikt worden om de kosten te
dekken die aan het gebruik van een product ten grondslag liggen, inclusief
de arbeidskosten. Daaraan een speculatie element toevoegen is fout en dus
verboden. Dit houdt in dat de acceptabele rente niet bijdraagt aan de
verrijking van de uitlener. Alleen arbeid levert dan nog geld op.
Ik ga daarom een onderscheid maken tussen rente en risico-opslag.
Rente heeft de bedoeling om met geld meer geld te maken (winst te maken, speculeren).
Risico-opslag dient om reëel risico af te dekken.
Kan een overheid het niet-mogen-toepassen van speculatie in wetten
vastleggen en handhaven? Zwart werken, vuurwerk afsteken, stelen… Er zijn
veel zaken die verboden zijn en moeilijk te voorkomen zijn. Dit neemt niet
weg dat het zinvol is voor een ordelijk met elkaar omgaan om afspraken te
maken over het niet-mogen-toepassen van speculatie. Speculeren is
niet-acceptabel gedrag. Politie en justitie zijn daarbij afhankelijk van
burgers die aangifte doen, maar kunnen zelf ook ingrijpen . Een rechter kan beoordelen of er fout gedrag
plaatsvond. Maar vaak komt het niet zover, omdat potentiële daders het
risico van een straf niet nemen of bang zijn voor reputatieschade. Of gewoon een goed moreel besef hebben voor wat rechtvaardig is en wat niet. Bij
sommige zaken is het moeilijk om een duidelijke grens aan te geven. Te veel
eten bijvoorbeeld is slecht, maar je moet wel eten. Zo is het ook bij het
toepassen van financiële producten die op het spreiden van risico gebaseerd
zijn. Het is goed om onder bepaalde omstandigheden te lenen of een contract
af te sluiten om na verloop van tijd een product af te nemen. Daarbij wordt
risico gelopen. Mogelijk wordt de lening niet terugbetaald of worden de
goederen niet geleverd. Bij grote aantallen kan berekend worden wat de te
verwachten kosten zijn, dit kan in een risico-opslag omgezet worden. Dat er een
verschil is tussen een reëel risico-opslag en een woekerrente mag duidelijk zijn,
maar waar ligt de grens? Waar ligt het flip-flop-moment waarbij het één
omslaat in het ander? Vaak is er modelmatig een instabiel gebied waarop het
beide kanten op kan gaan. Op dit principe is de bandbreedtemaatschappij
gebaseerd, en in feite elke rechtsstaat.
Risico-opslag eisen is dus onder bepaalde omstandigheden goed, in andere
omstandigheden is rente fout, terwijl er ogenschijnlijk geen verschil is. Richtlijn hierbij is het antwoord op de vraag of de
vergoeding gevraagd wordt voor de gemaakte arbeid plus de
compensatie van het risico. Er wordt bij risico-opslag niet iets in rekening gebracht om
extra winst te maken. Winst wordt overigens überhaupt nergens in een
bandbreedtemaatschappij gemaakt. Winst wordt beschouwd als foute
verrijking. Inkomensverschillen ontstaan door verschillen in salaris, en
salaris is iets dat op grond van onderhandeling tussen werknemer en
werkgever tot stand komt. Een ondernemer bepaalt zijn eigen salaris.
Uiteindelijk blijft dit binnen de perken op basis van de marktwerking. Bij
een te hoog salaris wordt het product te duur of krijgen de werknemers te
weinig. Misbruik maken van een belabberde situatie waarin de arbeiders zich
vroeger bevonden kan in principe niet meer omdat elke potentiële werknemer
een basisloon ‘van rijkswege’ ontvangt. In een bandbreedtemaatschappij
wordt de marktwerking niet verstoord door allerlei toeslagen, subsidies,
monopolies, en niet ter zake doende ingrepen. Er is maar één belasting als
het om het produceren van behoeftebevredigers of het verwerven van inkomen
gaat: de belasting op toegevoegde waarde. Het op de markt brengen van financiële producten die puur bedoeld zijn om te speculeren is onwettig.
|