Herman Hümmels
Home

Schuldgeld


Wie geld leent gaat een schuldverhouding aan met de uitlener. Zo framen economen het lenen van geld. Van oudsher is schuld echter een godsdienstige term: je bent schuldig of zondig als je iets verkeerd doet. Het is iets dat zich op het microniveau afspeelt. In het strafrecht betekent schuld de mate van verwijtbaarheid. Als een schuldenaar (schuldige) niet aan zijn verplichting voldoet kan het nakomen afgedwongen worden. Het recht is op de hand van de geldschieter (de schuldeiser).
In economische termen wordt schuld ook wel ‘vreemd vermogen’ genoemd. Je kunt het dan beschouwen als het vermogen (de potentie) om iets te produceren, dat klinkt al positiever dan ‘schuldig zijn’. Maar dan moet er ook wel iets met dat geld geproduceerd worden, het is immers een 'vermogen': de mogelijkheid om het juiste doel te bereiken. Er moeten behoeftebevredigers mee gemaakt worden…

Geld wordt door veel economen gezien als een vorm van schuld. Deze gedachte heeft zijn oorsprong in het feit dat tegenwoordig 90% van de totale hoeveelheid geld is geleend en nog terugbetaald moet worden. 90% van het geld bestaat alleen op papier (in de boekhouding van de banken). Slechts 10% van het geld is ontstaan door inspanning en heeft een daadwerkelijke tegenwaarde in de vorm geproduceerde producten (het reële circuit). De rest is hoop, verwachting, en wordt beschouwd als vermogen, als potentie. Als het in de handen van bedrijven is, dan wordt het gebruikt voor wat de ‘reële economie’ genoemd wordt. Het bevindt zich dan in het productiegeldcircuit. De overige 90% wordt gespaard, uitgeleend als investering (productiegeldcircuit) of gebruikt voor de handel in geld (speculatiecircuit). De bedoeling die je met het geld hebt is doorslaggevend voor de vraag tot welke categorie het geld behoort.

Laten we maar weer eens kijken wat er werkelijk aan de hand is. Iemand (A) heeft iets (een eigendom) wat een ander (B) graag wil hebben. Als A dat ‘iets’ niet voor zichzelf nodig heeft, kan hij dat tijdelijk aan B geven. A leent het aan B uit. A wil daarvoor iets extra’s (rente) terug. Zo moet het gaan volgens een neoliberalist. Maar waarom moet A iets extra’s terugkrijgen, hij had het toch voor zichzelf niet nodig, het bleef toch ongebruikt? Hij krijgt toch terug wat hij uitgeleend heeft? Als mijn buurman even een schop nodig heeft om een stuk land om te spitten, en hij geeft die schop een paar uur later terug, dan vraag ik toch ook niets extra’s. Je kunt zeggen: de schop slijt en daar moet B aan mee betalen. Maar geld slijt niet. Als een rijke mij honderd euro geeft en hij krijgt het een uur later terug, moet hij dan rente krijgen? De toerist in de griekse mop (zie Stukje 3 Geld) vroeg ook geen rente.

Het verhaal dient te beginnen bij de vraag hoe de rijke rijk geworden is. Er zijn drie mogelijkheden: (1) door krijgen (van bijv. een erfenis), (2) door inspanning (arbeid) en sparen, of (3) door speculeren met financiële producten.
Ogenschijnlijk is er nog een vierde mogelijkheid: hij kan rijk geworden zijn door geld uit te lenen, zijn vermogen kan door het ontvangen van rente groter geworden zijn, maar ook dit is een vorm van speculeren: hij vraagt rente onder het mom van het risico dat het uitgeleende geld niet terugbetaald wordt. Geld uitlenen is gebruik maken van een ‘financieel product’ (bijvoorbeeld in de vorm van aandelen of obligaties). Wat rechtvaardigt om voor het uitlenen van geld rente te vragen?
Er is nóg een mogelijkheid om rijk te worden: een illegaal goed produceren, bijvoorbeeld drugs. Maar dit is per definitie geen acceptabele manier van geld verdienen.

De rijkste 10% van alle mensen heeft meer dan 60% vermogen in eigendom, De rijkste 20 % meer dan 80%. Hun geld circuleert in twee van elkaar onafhankelijke circuit: het productiegeldcircuit en het speculatiecircuit. Rijken verdienen hun geld door hun geld naar believen te besteden in één van de twee circuits. Ze kiezen het circuit dat op dat moment naar verwachting het meeste profijt oplevert. Dit verstoort het evenwicht van de reële economie (het evenwicht tussen de beschikbare hoeveelheid geld in het productiegeldcircuit en de behoefte aan investeringen voor het produceren producten (en diensten).

Rijken speculeren met hun geld, dit is dé manier waarop ze met geld meer geld ‘verdienen’. Speculeren-met-geld is een vorm van stelen. We moeten daarbij bedenken dat geld een uitgestelde behoeftebevrediger is. Waarom dit zo is heb ik in vorige Stukjes uitgelegd. Een behoeftebevrediger is een product (of dienst, of de beschikbaarheid als persoon). Geld heeft een universele – voor andere behoeftebevredigers inwisselbare – waarde die ontstaan is door inspanning (arbeid, tijdsbesteding). Overmatige verstoring van het evenwicht in de reële economie – de verhouding tussen investeringsbehoefte en beschikbaar geld – heeft onzekerheid tot gevolg over de standaardwaarde van het geld (het algemene prijsniveau). En dit heeft weer maatschappelijke onrust (wanorde) tot gevolg doordat de burgers niet meer weten waar ze aan toe zijn. Het gaat hier om een verstoring die veroorzaakt is door het gedrag van de rijken, een verstoring die tot gevolg heeft dat soms burgers hun basisbehoeften niet meer kunnen kopen.

Als je een product om zet in geld, kun je dit geld sparen, weggeven of uitlenen. Als je het, zoals de goudsmid dat deed, uitleent, dan kun je er meer geld (rente) voor terugvragen dan je gegeven hebt. Je verkrijgt dan geld zonder dat je er arbeid voor verricht hebt. Je verkrijgt dit geld dan op een oneigenlijke manier. Geld is niet bedoeld om er geld mee te verdienen. ‘Verdienen’ doe je door iets te presteren, door inspanning, door arbeid. Meer geld vragen dan je er aan arbeid in gestopt hebt is een vorm van stelen: iets stiekem wegpakken dat van iemand anders is. Overmatig veel rente incasseren is geen prestatie. Een prestatie lever je door een bijdrage te leveren aan het welzijn van jezelf of van anderen. Je eigen welvaart vermeerderen door de inspanning van anderen in te pikken is moreel verwerpelijk. Zou onwettig moeten zijn. Is misdadig. Als dit zo is heeft het consequenties voor de betere maatschappij.

Je kunt deze vorm van diefstal niet los zien van de fundamentele menselijke behoefte aan macht. Je komt met oneerlijkheid alleen weg als jouw tegenstander niet de middelen heeft om de oneerlijkheid te voorkomen of recht te zetten. Dat was in de middeleeuwen zo als de vorst je dwong om belasting te betalen. In de negentiende eeuw was het niet anders: de fabrikant betaalde je minder dan je aan waarde toegevoegd had aan een product. Het is tegenwoordig ook zo door de wetgeving die de banken en de rijken beschermt als ze een te hoge rente vragen.
Het maakt niet uit of je ondernemer of werknemer bent: in beide gevallen bevindt jij je in een ondergeschikte positie ten opzichte van ‘de rijke’. Rijken zijn altijd machtiger. Desnoods kopen ze hun macht. Zoals vroeger de vorst dat deed door soldaten in te huren. Als ondernemer ben je afhankelijk van vreemd vermogen als je zelf niet gespaard hebt. Als werknemer ben je afhankelijk van een baan om salaris te ontvangen. Als burger ben je afhankelijk van een inkomen om in leven te blijven. Als consument ben je afhankelijk van wat producenten leveren. Je staat als afhankelijke altijd tegenover iemand die de macht heeft om jou wel of niet ter wille te zijn. En: op microniveau delf je altijd het onderspit ten opzichte van de macrosystemen.

Nu weer terug naar de schuldvraag. Hoe zit het met de schuldvraag? Economen spreken van ‘schuldgeld’. Geld kan niet schuldig zijn; alleen mensen kunnen schuldig zijn. Is degene die geld leent schuldig? Waaraan?
Iemand die geld leent gaat een schuldverhouding aan met een kredietverlener. “Als kredietontvanger heb je een schuld bij een bank.” Dit is een foute framing. In deze framing wordt de kredietontvanger in een kwaad daglicht gezet. Laten we het eens bekijken vanuit de hoek van de kredietverstrekker. Hoe zou je hem benoemen? We kunnen dan niet om de vraag heen hoe hij in de positie gekomen is dat hij ‘geld over’ heeft, zodat hij wat uit te lenen heeft. Als de oorsprong van een groot deel van het uit te lenen geld (90%) verkregen is zonder daarvoor zelf arbeid te verrichten – alleen door een slimme truc, alleen door misbruik te maken van een machtspositie of door te stelen – dan is de gelduitlener schuldig aan fout gedrag. Een beter woord voor ‘schuldgeld’ is: ‘crimineel geld’, maar: criminaliteit heeft alleen betrekking op onwettige handelingen. En dit is niet het geval. De handelingen van kredietverleners zijn in de regel legaal, dit wil zeggen: in overeenstemming met de wet, wat overigens niet wil zeggen dat het moreel-goed is. De rijken hebben de macht van de rechtsstaat op hun hand. Rechtmatigheid is iets anders dan rechtvaardigheid. Wat niet weg neemt dat we aan dit soort praktijken wel onze welvaart te danken hebben. En dat wereldwijd de armen minder arm zijn…

Home   Voor reacties: Prikbord Economie