Herman Hümmels
Home

Schaars geld


Geld is een uitgestelde behoeftebevrediger. Het is zelf geen behoeftebevrediger, maar heeft de waarde die wij er stilzwijgend aan gegeven hebben. Die waarde is ontstaan op grond van de vele overeenkomsten tussen telkens twee mensen die volledig vrij zijn om die overeenkomst te sluiten. Die twee mensen vervullen de rol van verkoper en koper. De handeling waarin verkoper en koper tot een overeenkomst komen heet ‘een transactie’. De vrijheid ontstaat als zowel verkoper als koper kunnen kiezen uit het aanbod van meerdere gelijkwaardige tegenspelers. Het gaat bij het verkopen en kopen niet zozeer om het uitwisselen van goederen, diensten of waarden, maar om de keuze die mensen maken. Beide partijen zijn vrij om al of niet met de ruil akkoord te gaan. Dit is zo op een vrije markt.
Een vrije markt is de situatie waarin overeenkomsten worden gesloten op basis van concurrentie. De standaardwaarde van geld ontstaat als een soort gemiddelde van alle transacties, er is evenwicht: zowel verkoper als koper zijn tevreden. Kenmerkend voor de standaardwaarde van een munteenheid (geld) is dat het een specifieke persoonlijke koopkracht heeft, dit wil zeggen: de waarde van het geld is gelijk aan een bepaalde hoeveelheid product of dienst. Dat het geld die waarde heeft komt doordat die waarde algemeen in een maatschappij erkend wordt. De mensen vertrouwen erop dat ze een bepaalde hoeveelheid geld kunnen ruilen voor een bepaalde hoeveelheid van een product of een dienst.

Geld neemt tijdelijk de vorm aan van een behoeftebevrediger. Het is een universele 'behoeftebevrediger'. Je kunt een bepaalde hoeveelheid geld ruilen voor een bepaalde hoeveelheid van een behoeftebevrediger. Een essentieel kenmerk van koopbare behoeftebevredigers is dat ze schaars zijn. Geld neemt, op het moment van verkoop/koop de waarde van de behoeftebevrediger aan. Buiten het moment van transactie is geld waardeloos. De prijs (de waarde) van een behoeftebevrediger is afhankelijk van vraag en aanbod. Het aanbod van verkoopbare behoeftebevredigers is per definitie beperkt – het aanbod is ‘schaars’ –, want als iets onbeperkt en moeiteloos verkrijgbaar is heeft niemand er geld voor over.

In de tijd voordat de goudsmid zijn truc met de certificaten bedacht had, was geld net zo schaars als elke andere koopbare behoeftebevrediger. Tegenwoordig hoor je steeds vaker zeggen dat geld een vorm van schuld is. Dat is een foute framing, maar wel begrijpelijk. Geld vertegenwoordigt een eigendom, verkregen door inspanning (arbeid). Geld zien als een vorm van schuld komt door de certificaten van de goudsmid: zo’n certificaat is een schuldbrief (zie Stukje ‘18 Schuld’).
Vanaf de truc van de goudsmid waren er twee soorten geld: munten en certificaten. De waarde van de certificaten was afgeleid van de waarde van de munten. Zo ontleent het één zijn waarde aan het ander:
             Behoefte → arbeid / toegevoegde waarde → behoeftebevrediger →
             munt → certificaat.

In tegenstelling tot munten kon de goudsmid net zoveel schuldbrieven uitgeven als hij wilde. Je kunt zeggen dat het aantal schuldbrieven onbeperkt kon zijn, evenals de waarde die erop stond. Zolang iedereen dit accepteerde kon de goudsmid zijn gang gaan. Het was een kwestie van vertrouwen: zolang je maar iemand kon vinden die de waarde vertrouwde, kon je het certificaat voor iets anders ruilen.
Essentieel was dat de goudsmid ‘persoonlijke koopkracht’ in omloop bracht. De hoeveelheid waarde (maatschappelijke koopkracht) was niet langer beperkt. Munten waren schaars, certificaten waren alleen in de omloop schaars, niet voor de goudsmid. Voor de mensen had een certificaat waarde, voor de goudsmid niet: zolang de mensen er maar op vertrouwden dat ze een certificaat voor munten konden inleveren. De totale hoeveelheid geld (maatschappelijke koopkracht) dat in omloop was, was niet langer schaars, zolang een certificaat maar als geld werd erkent.

Tegenwoordig vervullen de banken de rol die de goudsmid vroeger innam. Munten worden steeds minder gebruikt. De certificaten zijn vervangen door digitaal geld. De banken hebben de rol van geldschepper overgenomen. Er is een tijd geweest dat vorsten het privilege van geldscheppen naar zich toe getrokken hadden, door het geldscheppen aan regels te binden. De regels werden door machtsuitoefening gehandhaafd. De rol van de goudsmid is door de banken overgenomen, de regelgeving is nu in handen van de centrale bank: de bank der banken. Daarmee is een nieuw systeemniveau ontstaan.

Doordat de standaardwaarde van het geld ontstond door een groot aantal transacties, ontstond een emergentie.
  • De standaardwaarde ís een emergentie.

Dit houdt in dat op dit nieuwe systeemniveau andere regels gelden dan op het niveau van de transacties. Deze regels hebben wel invloed op wat er op het lagere niveau gebeurt, zoals ook omgekeerd er invloed is van de transacties op de emergentie. (Het begrip ‘emergentie’ heb ik uitvoeriger beschreven in mijn vorige boeken, zie ‘Bestaan begrijpen’.)
Deze twee systeemniveaus noem ik ‘transactieniveau’ en ‘economie’. De economie kan onderscheiden worden in ‘landelijke economie’ en ‘globale economie’. De globale economie is een emergentie van landelijke economieën. Maar omdat het in de globale economie uitsluitend om financiële producten gaat laat ik die verder buiten beschouwing, zodat, als ik het over ‘de economie’ heb, ik de landelijke economie bedoel.

Een centrale bank is de hoeder van de banken in een land. De centrale banken bepalen hoeveel geld er in een bepaald gebied in omloop is. Hiermee zijn al twee begrippen genoemd die kenmerkend zijn voor de emergentie: een bepaalde hoeveelheid (geld) en de ‘omloop’. Ik noem ook een derde kenmerk: het gebied waar het geld als ruilmiddel erkent wordt. Het begrip ‘marktwerking’ is zowel op het niveau van de landelijke economie als op het niveau van de globale economie werkzaam. Het begrip ‘koopkracht’ is op twee niveaus werkzaam: de ‘transactiekoopkracht’ (persoonlijke koopkracht) en de ‘landelijke koopkracht’ (maatschappelijke koopkracht’).
Vroeger strekte het gebied van de vorst zich uit tot de grenzen van het rijk. De vorst vervulde de rol van centrale bank, hij bepaalde de hoeveelheid geld dat in omloop was. Er werd nog geen onderscheid gemaakt in ‘de machten’ die we tegenwoordig kennen: de trias politica en als vierde macht de vrije journalistiek en als vijfde macht de onafhankelijke centrale bank. Doordat de economie geregeerd wordt door macht, is alles wat met het gebruik van geld te maken heeft een kwestie van politiek, van keuze door de machthebber. Economische regels zijn politieke regels. Politieke regels kun je niet los zien van de economie. In een democratie zijn de economische regels ondergeschikt aan de politieke wetgeving. Een maatschappij is een aspect van een samenleving. De economie is een aspect van de maatschappij.

De nederlandse overheid heeft door het lidmaatschap van Europa de macht over de regelgeving in handen van de Europese Centrale Bank (ECB) gegeven: een instituut dat zonder last of ruggespraak bepaalt hoeveel geld er in Europa in omloop is. De directieleden worden via een aantal democratische stappen gekozen: https://www.youtube.com/watch?v=PpNBgGu4Ahw . Maar zich verantwoorden hoeft niet, omdat ‘Europa’ geen politieke eenheid is. De Nederlandse Bank (DNB) heeft wel inspraak op het beleid, maar is verder volledig gebonden aan de regelgeving van de ECB. Daarmee heeft de Nederlandse overheid een belangrijk sturingsinstrument uit handen gegeven. De Nederlands overheid heeft daarmee de verantwoordelijkheid om op economische gebied voor het welzijn van de burgers te zorgen uit handen gegeven.


Home   Voor reacties: Prikbord Economie