Schaars geld
Geld is een uitgestelde behoeftebevrediger. Het is zelf geen
behoeftebevrediger, maar heeft de waarde die wij er stilzwijgend aan
gegeven hebben. Die waarde is ontstaan op grond van de vele overeenkomsten
tussen telkens twee mensen die volledig vrij zijn om die overeenkomst te
sluiten. Die twee mensen vervullen de rol van verkoper en koper. De
handeling waarin verkoper en koper tot een overeenkomst komen heet ‘een
transactie’. De vrijheid ontstaat als zowel verkoper als koper kunnen
kiezen uit het aanbod van meerdere gelijkwaardige tegenspelers. Het gaat
bij het verkopen en kopen niet zozeer om het uitwisselen van goederen,
diensten of waarden, maar om de keuze die mensen maken. Beide partijen zijn
vrij om al of niet met de ruil akkoord te gaan. Dit is zo op een vrije
markt.
Een vrije markt is de situatie waarin overeenkomsten worden gesloten op
basis van concurrentie. De standaardwaarde van geld ontstaat als een soort
gemiddelde van alle transacties, er is evenwicht: zowel verkoper als koper
zijn tevreden. Kenmerkend voor de standaardwaarde van een munteenheid
(geld) is dat het een specifieke persoonlijke koopkracht heeft, dit wil
zeggen: de waarde van het geld is gelijk aan een bepaalde hoeveelheid
product of dienst. Dat het geld die waarde heeft komt doordat die waarde
algemeen in een maatschappij erkend wordt. De mensen vertrouwen erop dat ze
een bepaalde hoeveelheid geld kunnen ruilen voor een bepaalde hoeveelheid
van een product of een dienst.
Geld neemt tijdelijk de vorm aan van een behoeftebevrediger. Het is een
universele 'behoeftebevrediger'. Je kunt een bepaalde hoeveelheid geld ruilen
voor een bepaalde hoeveelheid van een behoeftebevrediger. Een essentieel
kenmerk van koopbare behoeftebevredigers is dat ze schaars zijn. Geld
neemt, op het moment van verkoop/koop de waarde van de behoeftebevrediger
aan. Buiten het moment van transactie is geld waardeloos. De prijs (de
waarde) van een behoeftebevrediger is afhankelijk van vraag en aanbod. Het
aanbod van verkoopbare behoeftebevredigers is per definitie beperkt – het
aanbod is ‘schaars’ –, want als iets onbeperkt en moeiteloos verkrijgbaar
is heeft niemand er geld voor over.
In de tijd voordat de goudsmid zijn truc met de certificaten bedacht had,
was geld net zo schaars als elke andere koopbare behoeftebevrediger.
Tegenwoordig hoor je steeds vaker zeggen dat geld een vorm van schuld is.
Dat is een foute framing, maar wel begrijpelijk. Geld vertegenwoordigt een
eigendom, verkregen door inspanning (arbeid). Geld zien als een vorm van
schuld komt door de certificaten van de goudsmid: zo’n certificaat is een
schuldbrief (zie Stukje ‘18 Schuld’).
Vanaf de truc van de goudsmid waren er twee soorten geld: munten en
certificaten. De waarde van de certificaten was afgeleid van de waarde van
de munten. Zo ontleent het één zijn waarde aan het ander:
Behoefte → arbeid / toegevoegde waarde → behoeftebevrediger →
munt
→ certificaat.
In tegenstelling tot munten kon de goudsmid net zoveel schuldbrieven
uitgeven als hij wilde. Je kunt zeggen dat het aantal schuldbrieven
onbeperkt kon zijn, evenals de waarde die erop stond. Zolang iedereen dit
accepteerde kon de goudsmid zijn gang gaan. Het was een kwestie van
vertrouwen: zolang je maar iemand kon vinden die de waarde vertrouwde, kon
je het certificaat voor iets anders ruilen.
Essentieel was dat de goudsmid ‘persoonlijke koopkracht’ in omloop bracht.
De hoeveelheid waarde (maatschappelijke koopkracht) was niet langer
beperkt. Munten waren schaars, certificaten waren alleen in de omloop
schaars, niet voor de goudsmid. Voor de mensen had een certificaat waarde,
voor de goudsmid niet: zolang de mensen er maar op vertrouwden dat ze een
certificaat voor munten konden inleveren. De totale hoeveelheid geld
(maatschappelijke koopkracht) dat in omloop was, was niet langer schaars,
zolang een certificaat maar als geld werd erkent.
Tegenwoordig vervullen de banken de rol die de goudsmid vroeger innam.
Munten worden steeds minder gebruikt. De certificaten zijn vervangen door
digitaal geld. De banken hebben de rol van geldschepper overgenomen. Er is
een tijd geweest dat vorsten het privilege van geldscheppen naar zich toe
getrokken hadden, door het geldscheppen aan regels te binden. De regels
werden door machtsuitoefening gehandhaafd. De rol van de goudsmid is door
de banken overgenomen, de regelgeving is nu in handen van de centrale
bank: de bank der banken. Daarmee is een nieuw systeemniveau ontstaan.
Doordat de standaardwaarde van het geld ontstond door een groot aantal
transacties, ontstond een emergentie.
Dit houdt in dat op dit nieuwe systeemniveau andere regels gelden dan op
het niveau van de transacties. Deze regels hebben wel invloed op wat er op
het lagere niveau gebeurt, zoals ook omgekeerd er invloed is van de
transacties op de emergentie. (Het begrip ‘emergentie’ heb ik uitvoeriger
beschreven in mijn vorige boeken, zie ‘Bestaan begrijpen’.)
Deze twee systeemniveaus noem ik ‘transactieniveau’ en ‘economie’. De
economie kan onderscheiden worden in ‘landelijke economie’ en ‘globale
economie’. De globale economie is een emergentie van landelijke economieën.
Maar omdat het in de globale economie uitsluitend om financiële producten
gaat laat ik die verder buiten beschouwing, zodat, als ik het over ‘de
economie’ heb, ik de landelijke economie bedoel.
Een centrale bank is de hoeder van de banken in een land. De centrale banken bepalen hoeveel geld er in een bepaald gebied in omloop is.
Hiermee zijn al twee begrippen genoemd die kenmerkend zijn voor de
emergentie: een bepaalde hoeveelheid (geld) en de ‘omloop’. Ik noem ook een
derde kenmerk: het gebied waar het geld als ruilmiddel erkent wordt. Het
begrip ‘marktwerking’ is zowel op het niveau van de landelijke economie als
op het niveau van de globale economie werkzaam. Het begrip ‘koopkracht’
is op twee niveaus werkzaam: de ‘transactiekoopkracht’ (persoonlijke
koopkracht) en de ‘landelijke koopkracht’ (maatschappelijke koopkracht’).
Vroeger strekte het gebied van de vorst zich uit tot de grenzen van het rijk. De vorst vervulde de rol van centrale bank, hij bepaalde de
hoeveelheid geld dat in omloop was. Er werd nog geen onderscheid gemaakt in
‘de machten’ die we tegenwoordig kennen: de trias politica en als vierde
macht de vrije journalistiek en als vijfde macht de onafhankelijke centrale
bank. Doordat de economie geregeerd wordt door macht, is alles wat met het
gebruik van geld te maken heeft een kwestie van politiek, van keuze door de
machthebber. Economische regels zijn politieke regels. Politieke regels kun
je niet los zien van de economie. In een democratie zijn de economische
regels ondergeschikt aan de politieke wetgeving.
Een maatschappij is een aspect van een samenleving. De economie is een aspect van de maatschappij.
De nederlandse overheid heeft door het lidmaatschap van Europa de macht
over de regelgeving in handen van de Europese Centrale Bank (ECB) gegeven: een
instituut dat zonder last of ruggespraak bepaalt hoeveel geld er in Europa
in omloop is. De directieleden worden via een aantal democratische stappen
gekozen:
https://www.youtube.com/watch?v=PpNBgGu4Ahw
. Maar zich verantwoorden hoeft niet, omdat ‘Europa’ geen politieke eenheid
is. De Nederlandse Bank (DNB) heeft wel inspraak op het beleid, maar is
verder volledig gebonden aan de regelgeving van de ECB. Daarmee heeft de
Nederlandse overheid een belangrijk sturingsinstrument uit handen gegeven.
De Nederlands overheid heeft daarmee de verantwoordelijkheid om op
economische gebied voor het welzijn van de burgers te zorgen uit handen
gegeven.
|