Marktwerking
Om het effect van de truc van de goudsmeden te bevatten moeten we terug
naar de oorspronkelijke functie van geld. Het was een tussen- en een
uitgesteld ruilmiddel. De waarde was gelijk aan wat ‘een gek er voor gaf’.
Ik bedoel: de waarde was subjectief en afhankelijk van de mate van
behoeftebevrediging die verkoper en koper er in een concrete ruilactie
(transactie) aan gaven. Daar kwam verandering in toen mensen elkaar gingen
opzoeken in markten.
Een markt is een systeem van verkopers en kopers. Bij een koop gebruikt de
koper een tussenruilmiddel (geld) om een behoeftebevrediger (product) te
verkrijgen. Als dit massaal gebeurt ontstaat een idee over een in het
algemeen erkende waarde van het ene product ten opzichte van het andere.
Voor hoeveel aardappelen kun je in het algemeen een stel klompen kopen?
Hoeveel kroppen sla moet ik neertellen om een jas in bezit te krijgen? Ik
noem deze hoeveelheid de standaardwaarde. Omgekeerd had een jas de
standaardwaarde van zoveel kroppen sla. (Sla is dan het geld.)
Een standaardwaarde wordt uitgedrukt in een maat. De maateenheid hoeft niet
aanwezig te zijn: je hoeft geen centimeterlint bij de hand te hebben om te
weten hoe lang een meter ongeveer is. Zo hebben de meeste mensen wel een
idee hoeveel water er in een liter gaat. Dit kan geschat worden. Voor water
is een liter de maateenheid.
Voor behoeftebevredigers was de maateenheid vroeger de gouden standaard. Je
wist ongeveer hoeveel goud een behoeftebevrediger waard was, zoals je
tegenwoordig weet hoeveel een liter is. Je wist de waarde van de muntsoort
waarop het portret van de machthebber (vorst) stond afgebeeld die
garandeerde dat je de munt voor een bepaald gewicht aan goud kon inruilen.
-
De standaardwaarde van een geldsoort is de hoeveelheid waarbij over
het algemeen onder concurrentievoorwaarden een behoeftebevrediger
geruild kan worden voor de geldsoort.
Goud is zelf een behoeftebevrediger, de waarde is afhankelijk van de
schaarsheid en van hoe graag mensen het willen hebben. De waardebepaling
ontstaat pas als er voldoende verkopers zijn. Verkopers verhouden zich in
een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar. Concurrentie vindt plaats
als er strijd is: ‘strijd’ tussen de verkopers. Die strijd kan alleen
plaatsvinden als er meerdere verkopers zijn. Zij ‘vechten’ om de gunst van
de kopers. De koper verleent de gunst aan degene die de meeste aardappelen
of sla geeft in ruil voor zijn aanbod-in-munten. Dit is de verkoper die de
laagste prijs vraagt, aan hem wordt de verkoop gegund.
-
De prijs is het aantal munteenheden dat een verkoper wil hebben om
het eigendom van een behoeftebevrediger aan een koper over te
dragen.
Het aantal verkopers moet zo groot zijn dat de kopers in vrijheid kunnen
kiezen voor de verkoper die de laagste prijs vraagt voor de
behoeftebevrediger. De kwaliteit en de productspecificaties van een product
moet daaebij bij de verschillende verkopers gelijk zijn. Als aan al deze
voorwaarden voldaan is, verhouden de verkopers zich in een
concurrentiepositie tot elkaar.
De verkoper moet in vrijheid kunnen bepalen om een behoeftebevrediger dat
in zijn bezit is, af te staan aan een koper. Vindt de verkoper het bod van
een potentiële koper te laag dan moet hij in vrijheid kunnen weigeren. Die
vrijheid is er als er voldoende andere kopers zijn waarvan de verkoper
verwacht dat zij de prijs wél willen betalen. Deze gang van zaken wordt ‘de
vrije markt’ genoemd.
-
Bij de standaardwaarde is de prijs zo laag dat een verkoper de
behoeftebevrediger nog net wil verkopen en zo hoog dat een koper er
het geld nog net voor over heeft. Er is dan een evenwichtssituatie
tussen de wensen van de koper en de verkoper.
-
De waarde van een behoeftebevrediger wordt uitgedrukt in een prijs.
De prijs is een aantal, uitgedrukt in munteenheden van een bepaalde
soort (graan, gulden, euro, VS-dollar…).
Op microniveau heeft de actie van één goudsmid geen invloed op het
gemiddelde prijsniveau (de standaardwaarde). Dat wordt anders als veel
goudsmeden in grote mate geld zouden scheppen (veel certificaten zouden uitgeven). Op macroniveau is er dan meer geld in omloop (munten + certificaten). De psychologische waarde van de behoeftebevredigers blijft echter gelijk. Door meer geld in omloop te brengen door het scheppen van extra nieuw geld, moet je op den duur meer munten geven om dezelfde behoeftebevredigers te verkrijgen. Het geld wordt minder waard. De standaardprijs zal dan stijgen. Economen noemen dit ‘inflatie’
(geldontwaarding). De koopkracht daalt. Voor tien munten kun je minder kroppen sla kopen. Eén krop sla kost meer munten.
Het omgekeerde kan ook plaatsvinden: deflatie. Het geld wordt dan meer waard.
Deze gang van zaken wordt ook wel de ‘marktwerking’ genoemd. Dit zoeken
naar een evenwicht (met een standaardprijs als gevolg, de marktprijs) geldt zowel voor de
prijsstelling van een bepaald product als voor product- en dienstengroepen
(markten) onderling. Bij een evenwicht tussen vraag en aanbod van alle goederen die in het domein van een bepaalde geldsoort verkocht worden, ontstaat een algemeen aanvaarde waarde van het geld.
Vraag en aanbod zijn een gevolg van de schaarste van een goed of een
dienst. Bij schaarste zijn er meer kopers dan goederen of diensten.
Verkopers kunnen de prijs die ze vragen dan hoger maken. Die prijs kan hoger zijn dan
de kosten voor de productie of de dienstverlening. De verkoper maakt dan winst.
Totdat nieuwe producenten of dienstverleners de markt betreden die onder de
gangbare prijs gaan zitten. Willen de andere verkopers hun
behoeftebevrediger in deze situatie aan de man brengen, dan zullen ze hun prijs moeten
verlagen. Let wel, dit geldt alleen bij een ideale vrijemarkt situatie en volkomen concurrentie.
In de loop van de tijd is de activiteit op het marktplein geëvolueerd tot markten voor groeperingen behoeftebevredigers: vismarkt, arbeidsmarkt, financiële markt… Markten kunnen ook ingedeeld worden naar organisatievorm: van hiërarchie tot heterarchie. Een monopolie is een (hiërarchische) markt waarin slechts één verkoper de macht heeft en de prijs bepaalt. Het model van een vrije
markt is een voorbeeld van een heterarchie. Geen van de actoren heeft de
macht om zelfstandig een algemeen aanvaard prijspeil vast te stellen.
Daartussen kun je allerlei vormen aantreffen waarin meer factoren en
actoren invloed hebben op de productie en de prijsvoering. Een voorbeeld
van een actor die altijd een rol speelt is de overheid.
|