Herman Hümmels
Home

Marktwerking

Om het effect van de truc van de goudsmeden te bevatten moeten we terug naar de oorspronkelijke functie van geld. Het was een tussen- en een uitgesteld ruilmiddel. De waarde was gelijk aan wat ‘een gek er voor gaf’. Ik bedoel: de waarde was subjectief en afhankelijk van de mate van behoeftebevrediging die verkoper en koper er in een concrete ruilactie (transactie) aan gaven. Daar kwam verandering in toen mensen elkaar gingen opzoeken in markten.

Een markt is een systeem van verkopers en kopers. Bij een koop gebruikt de koper een tussenruilmiddel (geld) om een behoeftebevrediger (product) te verkrijgen. Als dit massaal gebeurt ontstaat een idee over een in het algemeen erkende waarde van het ene product ten opzichte van het andere. Voor hoeveel aardappelen kun je in het algemeen een stel klompen kopen? Hoeveel kroppen sla moet ik neertellen om een jas in bezit te krijgen? Ik noem deze hoeveelheid de standaardwaarde. Omgekeerd had een jas de standaardwaarde van zoveel kroppen sla. (Sla is dan het geld.)

Een standaardwaarde wordt uitgedrukt in een maat. De maateenheid hoeft niet aanwezig te zijn: je hoeft geen centimeterlint bij de hand te hebben om te weten hoe lang een meter ongeveer is. Zo hebben de meeste mensen wel een idee hoeveel water er in een liter gaat. Dit kan geschat worden. Voor water is een liter de maateenheid.
Voor behoeftebevredigers was de maateenheid vroeger de gouden standaard. Je wist ongeveer hoeveel goud een behoeftebevrediger waard was, zoals je tegenwoordig weet hoeveel een liter is. Je wist de waarde van de muntsoort waarop het portret van de machthebber (vorst) stond afgebeeld die garandeerde dat je de munt voor een bepaald gewicht aan goud kon inruilen.

  • De standaardwaarde van een geldsoort is de hoeveelheid waarbij over het algemeen onder concurrentievoorwaarden een behoeftebevrediger geruild kan worden voor de geldsoort.

Goud is zelf een behoeftebevrediger, de waarde is afhankelijk van de schaarsheid en van hoe graag mensen het willen hebben. De waardebepaling ontstaat pas als er voldoende verkopers zijn. Verkopers verhouden zich in een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar. Concurrentie vindt plaats als er strijd is: ‘strijd’ tussen de verkopers. Die strijd kan alleen plaatsvinden als er meerdere verkopers zijn. Zij ‘vechten’ om de gunst van de kopers. De koper verleent de gunst aan degene die de meeste aardappelen of sla geeft in ruil voor zijn aanbod-in-munten. Dit is de verkoper die de laagste prijs vraagt, aan hem wordt de verkoop gegund.

  • De prijs is het aantal munteenheden dat een verkoper wil hebben om het eigendom van een behoeftebevrediger aan een koper over te dragen.

Het aantal verkopers moet zo groot zijn dat de kopers in vrijheid kunnen kiezen voor de verkoper die de laagste prijs vraagt voor de behoeftebevrediger. De kwaliteit en de productspecificaties van een product moet daaebij bij de verschillende verkopers gelijk zijn. Als aan al deze voorwaarden voldaan is, verhouden de verkopers zich in een concurrentiepositie tot elkaar.
De verkoper moet in vrijheid kunnen bepalen om een behoeftebevrediger dat in zijn bezit is, af te staan aan een koper. Vindt de verkoper het bod van een potentiële koper te laag dan moet hij in vrijheid kunnen weigeren. Die vrijheid is er als er voldoende andere kopers zijn waarvan de verkoper verwacht dat zij de prijs wél willen betalen. Deze gang van zaken wordt ‘de vrije markt’ genoemd.

  • Bij de standaardwaarde is de prijs zo laag dat een verkoper de behoeftebevrediger nog net wil verkopen en zo hoog dat een koper er het geld nog net voor over heeft. Er is dan een evenwichtssituatie tussen de wensen van de koper en de verkoper.
  • De waarde van een behoeftebevrediger wordt uitgedrukt in een prijs. De prijs is een aantal, uitgedrukt in munteenheden van een bepaalde soort (graan, gulden, euro, VS-dollar…).

Op microniveau heeft de actie van één goudsmid geen invloed op het gemiddelde prijsniveau (de standaardwaarde). Dat wordt anders als veel goudsmeden in grote mate geld zouden scheppen (veel certificaten zouden uitgeven). Op macroniveau is er dan meer geld in omloop (munten + certificaten). De psychologische waarde van de behoeftebevredigers blijft echter gelijk. Door meer geld in omloop te brengen door het scheppen van extra nieuw geld, moet je op den duur meer munten geven om dezelfde behoeftebevredigers te verkrijgen. Het geld wordt minder waard. De standaardprijs zal dan stijgen. Economen noemen dit ‘inflatie’ (geldontwaarding). De koopkracht daalt. Voor tien munten kun je minder kroppen sla kopen. Eén krop sla kost meer munten.
Het omgekeerde kan ook plaatsvinden: deflatie. Het geld wordt dan meer waard.

Deze gang van zaken wordt ook wel de ‘marktwerking’ genoemd. Dit zoeken naar een evenwicht (met een standaardprijs als gevolg, de marktprijs) geldt zowel voor de prijsstelling van een bepaald product als voor product- en dienstengroepen (markten) onderling. Bij een evenwicht tussen vraag en aanbod van alle goederen die in het domein van een bepaalde geldsoort verkocht worden, ontstaat een algemeen aanvaarde waarde van het geld.

Vraag en aanbod zijn een gevolg van de schaarste van een goed of een dienst. Bij schaarste zijn er meer kopers dan goederen of diensten. Verkopers kunnen de prijs die ze vragen dan hoger maken. Die prijs kan hoger zijn dan de kosten voor de productie of de dienstverlening. De verkoper maakt dan winst. Totdat nieuwe producenten of dienstverleners de markt betreden die onder de gangbare prijs gaan zitten. Willen de andere verkopers hun behoeftebevrediger in deze situatie aan de man brengen, dan zullen ze hun prijs moeten verlagen. Let wel, dit geldt alleen bij een ideale vrijemarkt situatie en volkomen concurrentie.

In de loop van de tijd is de activiteit op het marktplein geëvolueerd tot markten voor groeperingen behoeftebevredigers: vismarkt, arbeidsmarkt, financiële markt… Markten kunnen ook ingedeeld worden naar organisatievorm: van hiërarchie tot heterarchie. Een monopolie is een (hiërarchische) markt waarin slechts één verkoper de macht heeft en de prijs bepaalt. Het model van een vrije markt is een voorbeeld van een heterarchie. Geen van de actoren heeft de macht om zelfstandig een algemeen aanvaard prijspeil vast te stellen. Daartussen kun je allerlei vormen aantreffen waarin meer factoren en actoren invloed hebben op de productie en de prijsvoering. Een voorbeeld van een actor die altijd een rol speelt is de overheid.

Home   Voor reacties: Prikbord Economie