Corona en behoeften
“Dat had eerder gekund”, schreef ik in mijn vorige Stukje. Het is nu ruim
zes weken na de eerste maatregelen in Nederland. Naast instemming over de
genomen maatregelen zwelt ook de critiek aan. Die kritiek speelt zich op
twee fronten af die met elkaar te maken hebben. Aan de ene kant vinden veel
mensen dat de regering meer deskundigen moet inschakelen en niet alleen
moet varen op het advies van het OMT, het Outbreak Management Team, waar de
medisch-deskundigen de overhand hebben. Een groeiend geluid is te horen
over de beleidsbepaling: er moet meer andersoortige deskundigheid
toegevoegd worden. Het gaat in de richting van meer vrijheid voor
zelfbepaling. Vooral uit de hoek van de kleine ondernemers, zoals de
kappers en de horecaondernemers. Eenzelfde soort geluid is ook te horen uit
de verpleeghuizen. Het is de roep om zelf creatieve oplossingen uit te
mogen voeren binnen algemene kaders. Mensen hebben behoefte om
binnen een maatschappelijk geaccepteerde bandbreedte-van-beperkingen eigen
verantwoordelijkheid te dragen. De bandbreedte-van-acceptabel-gedrag ordent
op macroniveau maatschappelijke processen. Op microniveau geeft de
bandbreedte zekerheid. De meeste mensen hebben de natuurlijke neiging om de
grenzen van maatschappelijke kaders niet te overschrijden.
Wat is toch de oorzaak dat beleidsbepalers steeds weer achter de feiten
aanlopen? Waarom zijn ze niet proactief? Waarom wordt op macroniveau pas de
knoop doorgehakt als er een crisis is? En waarom wordt er tijdens een
crisis alleen gevaren op de koers van deskundigen die zich alleen baseren
op wat ze in het verleden hebben meegemaakt? Waarom moet ‘het nieuwe’ eerst
onderzocht worden door het meten van grote aantallen?
Deskundigen zijn belangrijk, het is goed om bestaande kennis te gebruiken.
Maar voor het gebruik van die kennis zijn de deskundigen niet de meest
aangewezen mensen. Deskundigen varen op zekerheid. Dat is hun functie. Maar
maatregelen treffen, kaders stellen voor toekomstig gedrag, is een
creatieve bezigheid. Is vooruitzien. Daar zijn deskundigen niet geschikt
voor. Meten is niet altijd het goede weten. Testen levert alleen informatie
op over wat geweest is. Bandbreedtebepalers zouden vooruit moeten kijken,
niet achteruit. Ook managers denken achteruit: ze klampen zich vast aan het
bekende en spelen op safe.
Als het gaat om een omgeving die sterk in beweging is, dan is kaders
stellen voor toekomstig gedrag een creatief proces. Het
een-menswaardige-vorm-geven aan de omgeving waarin we leven en de manier
waarop we het-met-elkaar-omgaan-vormgeven is een creatieve bezigheid. Dit
vormgeven is op macroniveau een kwestie van regelgeving.
Nu is de Nederlandse regering wel een beetje op de goede weg door niet
klakkeloos te volgen wat in andere landen gebeurt, ook al zijn de
maatregelen ingegeven door fout beleid in het verleden waardoor voorraden
er niet zijn die wel aanwezig hadden kunnen zijn. De maatregelen werden
door de regering gepresenteerd als het advies van de deskundigen. Heeft een
regering niet toch ook een eigen verantwoordelijkheid?
Nederland wordt geleid door mensen die geloven in het neoliberalisme,
waarbij individuele vrijheid op nummer één staat, concurrentie
aangemoedigd wordt en het idee van markten die aan minimale regels moeten
voldoen leidinggevend is voor het managen van processen. Maar zo zitten
mensen niet in elkaar. Mensen willen zekerheid, ze willen weten waar
ze aan toe zijn, en geven daar graag enige vrijheid voor op. Gedragskaders
(wetten, cultuur, gewoonten) bepalen de ruimte waarbinnen geopereerd wordt.
Mensen weten dat dit uiteindelijk in hun eigen belang is. Het brengt
maatschappelijke ordening teweeg. Binnen die kaders willen de mensen naar
eigen inzicht vorm kunnen geven aan wat ze doen. Deze dialectische spanning
veroorzaakt vooruitgang doordat mensen de gegeven ruimte op een creatieve
manier oplossen. Dit geeft zin aan hun leven.
Het neoliberalisme is als een virus. Het is onder de huid gekropen van
welhaast iedereen in een leidinggevende positie. ‘Managers’ noemen we ze,
naar de Amerikaanse oorsprong van de opvatting. Je zou het neoliberalisme
de nieuwe ‘managersziekte’ kunnen noemen.
Maar managers zijn ook maar mensen, mét hun één- en tweedimensionale behoeften. Of het nu om een minister gaat of de baas van een afdeling maakt niet uit. Naarmate ze meer verantwoordelijkheid dragen, naarmate ze machtiger zijn, lijkt het wel of ze banger zijn om buiten een bekend pad te treden en verschuilen ze zich achter een echte of vermeende onvrijheid:
“ik kan niet anders”, “het zijn de regels”, “het is Brussel”, “het is het
hoofdkantoor”… Veel keuzes worden gemaakt uit angst om fouten te maken. Het
is beter om geen fouten te maken dan een beslissing genomen te hebben die
later fout blijkt uit te pakken. Een foute beslissing kan je kwalijk
genomen worden door je superieuren en schadelijk zijn voor je
maatschappelijke toekomst. Managers zijn op-safe-spelers.
Er is een verschil tussen een manager en goede ondernemer. Een ondernemer
neemt risico’s, ziet kansen in de toekomst. Een manager dekt zich in of
moffelt een mogelijk verkeerde keuze weg door zich te verschuilen achter
anderen, bijvoorbeeld achter deskundigen. Nederland wordt geregeerd door
managers.
Managers opereren in hiërarchische verhoudingen: ze hebben altijd een
meerdere boven zich. Gemakshalve noem ik die persoon of personen: de
‘baas’. Wie is de baas van Nederland? Je zou kunnen zeggen: de burger.
Maar je stapt dan af van de oervorm van een hiërarchie, die je kunt
voorstellen als een omgekeerde boom: bovenaan de stam en naar beneden de
vertakkingen. De burgers bevinden zich onderaan, aan het eind van de takken
en kunnen niet tegelijkertijd de stam zijn.
In mijn maatschappijmodel staat het algemeen belang aan de top van de
piramide. Maar omdat niet duidelijk is wat ‘het algemeen belang’ is, moet
dit in elke situatie geconcretiseerd worden. Dit gebeurt door de overheid
die daarbij moet uitgaan van de belangen van de burgers en niet van
eigenbelang (de eigen behoeften, zoals macht en angst). Om dit te
concretiseren spreek ik van delegatie: de overheid heeft de macht
gedelegeerd gekregen van de burgers.
In een democratie wil je de burgers het liefst aan de top van de piramide
plaatsen, maar dat kan niet, omdat de burgers vaak eigenbelang nastreven en
het onderling regelmatig niet eens zijn…
Een democratische maatschappij is een ‘bedachte’ constructie om onderlinge
verschillen op te heffen of om het zo te regelen dat de burgers vreedzaam
en veilig dezelfde ruimte kunnen delen. Een maatschappij is er dus voor de
burgers. Een democratische maatschappij is er voor alle burgers. Het is
strikt genomen niet juist om van ‘delegatie’ te spreken omdat de burgers
niet de baas zijn. De burgers hebben de macht ‘overgedragen’ aan de
overheid. Om de macht van de overheid aan banden te leggen spreek ik toch
maar liever van ‘delegatie’: de burgers hebben de macht aan de overheid
’gedelegeerd’. Dit om aan te geven dat de macht van de regering een
beperkte macht is, in het belang van de burgers.
Een maatschappij is overigens maar een aspect van een landelijke
gemeenschap. Op zich is een gemeenschap een heterarchie: een geheel van
delen, waarbij elk deel, elke burger, zelf verantwoordelijk is voor wat hij
doet. De ordening van een gemeenschap wordt ingegeven door een gezamenlijk
doel, maar hoe dat doel vorm wordt gegeven maakt elk deel afzonderlijk in
vrijheid uit. Voor sommige zaken is een heterarchie te veel los zand.
Daarom voegen de leden van een gemeenschap zich op sommige gebieden naar de
eisen van een hiërarchie. Een hiërarchie is het model waarin macht verdeeld
en toebedeeld wordt. Concreet wil dit zeggen dat de burgers een overheid de
bevoegdheid (het vermogen, de macht) hebben gegeven om wetten te maken, te
handhaven en te managen. En in een crisis om maatregelen uit te vaardigen
om de bedreigingen het hoofd te bieden.
Macht is een rare behoefte: zodra iemand macht heeft wil hij die behouden
of zelfs uitbreiden. Bij macht gaat het in dit verband om het kunnen
beheersen van het gedrag van andere mensen. Degenen die geen macht hebben,
hebben de natuurlijke neiging om de machtige (hun leider) te volgen.
Sommige mensen hebben een onverzadigbare behoefte aan macht en doen alles
om zich aan de top van de piramide te plaatsen. Ik noem dit ‘boven komen
drijven’. In een democratie moet alles in het werk gesteld worden om dit
‘bovendrijven’ te voorkomen. Daarom is in een democratie de macht verdeeld
over allerlei functies en zijn de machtsposities van tijdelijke aard.
In het algemeen is het zo dat macht-in-handen-van-managers beleidsbepaling
tot gevolg heeft waarbij het beleid ingegeven wordt door angst. Want
managers moeten voldoen aan de wensen van hun baas. Voor zover die wensen
niet altijd even duidelijk zijn vullen de managers de overgebleven ruimte
in op een manier waarvan ze denken dat de baas het zou willen. Dit kan
extreme gevolgen hebben, zoals in de tweede wereldoorlog is gebleken.
Sommige managers misbruiken de ruimte om eigen behoeften te bevredigen. Aan
de top van de hiërarchie staat dus niet een manager, want degene aan de top
heeft niemand ‘boven’ zich. Aan de top staat een leider, een bestuurder, of
een groepje mensen ‘dat leiding geeft’ (zij bepalen de regels, de kaders,
het beleid). Burgers staan onderaan in de hiërarchie en hebben zich te
gedragen binnen de door de overheid vastgestelde regelgeving. Zo simpel is
het, modelmatig, vanuit macroscopisch perspectief. Naarmate een situatie
meer bedreigend is wordt van een overheid machtiger optreden verwacht, en
het omgekeerde geldt ook: naarmate de situatie minder bedreigend wordt,
wordt van de overheid het toelaten van meer heterarchische verhoudingen
verwacht. Dan is er meer ruimte voor individuele creativiteit.
Wat nu gevraagd wordt is ruimte voor creativiteit. Duidelijke regels, maar
met ruimte voor zelfinvulling. En respect voor de vindingrijkheid op
microniveau. Voor oplossingen die binnen een sector zelf gevonden worden.
En meer respect voor andere behoeften dan alleen de productie van goederen.
Ik denk vooral aan sectoren als kunst en cultuur, het uitgaansleven, de
horeca, zorg en welzijn, sport… Zorginstellingen, verpleeghuizen, theaters,
cafés, restaurants… Kappers, pedicures… Versoepeling van de coronaregels
vraagt om detailoplossingen die specifiek zijn voor een bepaalde situatie
en af kunnen wijken van een landelijke regel. Dit moet wel landelijk
geregeld worden…
Duidelijkheid, zekerheid, is de meest fundamentele behoefte.
Premier Rutte zei voor een duivels dilemma gestaan te hebben. Hij sprak
daarmee zichzelf tegen want op een ander moment ontkende hij de
tegenstelling tussen de medische en de economische kant van de zaak. Maar
ik begrijp hem wel, want versoepeling van economische restricties heeft
verhoging van medische risico’s tot gevolg. De angst voor de economische
gevolgen heeft in eerste instantie geleid tot het in een (te?) laat stadium
restricties aanbrengen(gedragsaanwijzingen). Het ging hier om een reële
angst. Neoliberaal gezien is de economie heilig.
Op dit moment vertraagt de angst voor de medische gevolgen het versoepelen
van de anderhalve meter restricties. Ook deze angst lijkt reëel. Angst is
echter iets dat zich op het microniveau van de persoonlijke gevoelens
afspeelt. Het zou bij een minister niet om de gevoelsmatige dilemma’s
moeten gaan maar om een afweging van de risico’s en het naar beste eer en
geweten de juiste beslissing nemen, weliswaar wel rekening houdend met de
gevoelens die bij de burgers leven. Maar het gaat niet om zijn eigen
gevoelens: hij moet op macroniveau functioneren. Wat niet wegneemt dat het
toch goed kan zijn om te tonen hoe hij zelf de situatie beleeft. De
spanning tussen micro- en macrozaken levert de grootste kans op
menswaardige voortgang op. Het gaat om dialectische spanningsreductie.
Dialectiek speelt zich af dwars door allerlei ordening aanbrengende
patronen.
Een ondernemersmentaliteit past in een crisissituatie beter dan het pogen
een goed manager te zijn; rationele beslissingen zijn juister en beter uit
te leggen. In een crisissituatie moet je weloverwogen risico’s nemen.
Angst is een slechte raadgever, als je vooruitgang wilt boeken. Bij
driedimensionale beslissingen worden de tweedimensionale angsten gefilterd
door reële en irreële angsten te scheiden. De reële angsten worden dan
risico’s en worden afgewogen tegen andere risico’s. Irreële angsten zijn
persoonlijk, reële angsten zijn onafhankelijk van de beslisser en kunnen
daarom open meegedeeld en verdedigd worden als het gaat om het afleggen van
verantwoording.
|