Corona
En toen kwam er een monster binnen. Een blitzkrieg. Een invasie. Plotseling
hadden we een gezamenlijke vijand. Ineens trof de regering maatregelen. Er
werd ferm opgetreden. Dat had eerder kunnen gebeuren, maar werd toen niet
gedaan, nu wel.
Ferm optreden is toch een kernfunctie van een overheid? Zij moeten toch
zorgen voor ordening en orde? Dit regelen is toch wat burgers van een
overheid verwachten? Waarom is dit ten aanzien van andere zaken nog steeds
niet gebeurd? Overduidelijke systeemfouten werden niet hersteld.
Vernietiging van aardse hulpbronnen werd te weinig tegengegaan. Onderzoek
naar het bestrijden van epidemieën werd niet gestimuleerd. Naar deskundigen
werd niet geluisterd. Gedrag van mensen werd niet onderzocht. Geestelijke
gezondheidszorg, jeugdzorg, thuiszorg. Voorraden medische hulpmiddelen
werden niet ingekocht. Er werd in de afgelopen jaren niets gedaan om de
machtsongelijkheid de wereld uit te helpen. Eigen verantwoordelijkheid op
landelijk niveau…
Het lijkt ongepast om in deze tijd van crisis kritiek te hebben op de
ministers die hun uiterste best doen om het instorten van onze maatschappij
te voorkomen. Die ongepastheid heeft twee kanten. Het ‘lijkt’ ongepast
omdat ze persoonlijk hun uiterste best doen om nu de juiste maatregelen te
treffen. Van de andere kant had het instituut dat ze vertegenwoordigen – de
overheid – in het verleden andere dingen kunnen doen waardoor ze nu minder
door het plotseling opduikende monster overvallen zouden zijn. Want dát hij een
keer zou komen was bij de deskundigen wel bekend. Nóg een andere kant is
dat elke crisis kansen biedt om wel te doen wat eerder onmogelijk leek,
niet aangedurfd werd, of niet in hun kraam te pas kwam.
Overduidelijk is hier het verschil tussen wat ik met micro- en macrosystemen bedoel. Het gaat om niveauverschillen. Het microniveau is wat er
binnenin en met een systeem gebeurt. Als het om maatschappelijk
functioneren gaat zie ik individuele mensen, burgers, als microsystemen.
Als het om economische vraagstukken gaat zijn ‘huishoudens’ de
microsystemen. Als het om fysieke zaken gaat is het microniveau het
quantumniveau.
Zo’n systeem kan bestaan uit subsystemen, bijvoorbeeld organen, of
ledematen. Als het om huishoudens gaat zijn dat ‘leden’ (ouders, kinderen).
Ook suprasystemen als een bedrijf, een instelling of een land kan
economische gezien als een huishouden gezien worden. Elk niveau
functioneert economisch als een huishouden. Het is daarom bij economische
vraagstukken van essentieel belang om je ervan bewust zijn over welk
systeemniveau je het hebt. Heel makkelijk vind niveauverhaspeling plaats.
Tussen micro en macro kun je ‘meso’ denken: systemen als bedrijven,
instellingen, sub-overheden, sectoren… Met macro bedoel ik vooral het
suprasysteem ‘landelijke overheid’. Vanuit het systeem ‘overheid’ gezien is
‘het globale’ (het wereldwijde systeem) een suprasysteem. De globale wereld
is geordend in subsystemen: werelddelen, zoals Europa, Amerika, China…
Europa is een suprasysteem van Nederland. Het gaat er steeds om vanuit
welke gezichichtspunt je iets bekijkt. Corona heeft het belang van
systeemgrenzen – op allerlei niveaus – aangetoond, en het gedeeltelijk
kunnen sluiten ervan.
Door de crisis worden we geconfronteerd met allerlei dilemma’s. Die moeten
onderscheiden worden naar het niveau waarop ze zich afspelen. Het
onderscheid tussen micro en macro vloeit voort uit het onderscheid tussen
systeemniveaus. Het persoonlijke doen en laten van de burgers is micro. De
beleving van een minister evenzo. Het functioneren van een minister als
vertegenwoordiger van een regering speelt zich echter af op het
macroniveau.
De huidige ministers zijn geconfronteerd met een situatie waar ze zelf niet
om gevraagd hebben. Toch zijn ze verantwoordelijk voor wat er op hun
beleidsterrein gebeurt én voor de beslissingen die door hun voorgangers in
het verleden genomen zijn. Zo hebben we dat nu eenmaal afgesproken en de
ministers hebben dit bij de aanvaarding van hun ambt geaccepteerd. Vandaar
dat kritiek-op-macroniveau zinvol kan zijn als er alternatieven zijn of
waren, terwijl we wel achter hun huidige micro-optreden staan. Daarbij is
ook de tijd een factor. Wat over een langere periode gezien fout was of
bleek te zijn kan nu, waar het ‘t huidige functioneren betreft, goed zijn.
Vanaf het begin zag je de overheid op macroniveau worstelen met de belangen
van de gezondheidssector en van het bedrijfsleven. De meest extreme
maatregel tegen het coronavirus zou zijn geweest: Nederland totaal
afsluiten van de buitenwereld. De vijand zou dan het land niet kunnen
binnenkomen. Maar er zou een andere vijand opstaan: de economie zou
instorten. Uiterste maatregelen werden dus uitgesteld. Terecht, gezien
vanuit het neoliberale geloof waarbij de economie de hoogste god is.
Ditzelfde geloof was er de oorzaak van dat in het verleden onvoldoende
voorzorgen werden getroffen: er dreigde al snel een tekort aan medische
hulpmiddelen en ziekenhuispersoneel door de jarenlange bezuiniging op en
onttakeling van de gezondheidszorg.
Toen toch de bewegingen van en het onderlinge fysieke contact tussen de
burgers ferm werd ingeperkt was het te laat. Het monster had ons te pakken.
De dijk was doorgebroken. Waarbij het op dit moment onduidelijk is of de
piek van de besmettingen voldoende zal afvlakken en of de vijand
teruggedrongen kan worden.
Wat al wel duidelijk is, heeft te maken met de gevolgen die deze pandemie
zal hebben: ongekende economische problemen. 2020 zal de geschiedenis
ingaan als een keerpunt. In welke gewijzigde richting het zal gaan is nu
nog ongewis.
De grootste uitdaging op macrogebied zal zijn: het vinden zijn van een
nieuw antwoord op machtsvraagstukken. De wereldorde zal door de crisis
versneld van vorm veranderen. De economische gevolgen van de crisis zullen
hierbij een essentiële rol spelen. Meest wenselijk lijkt mij een ordening
gebaseerd op de erkenning van de eigenheidsverschillen van zelfstandig
functionerende en in vrede samenwerkende machtsblokken waarbij over en weer
culturele verschillen en eigen geschiedenissen gerespecteerd worden.
Ontkenning van onderlinge verschillen – ik bedoel: vergaande globalisering
– veroorzaakt chaos. Zonder systeemgrenzen is geen bestaan mogelijk. Op
microniveau zal hopelijk in de westerse wereld het hervonden
gemeenschapsgevoel stand houden, in combinatie met het besef dat het domein
van de fundamentele behoeften breder is dan alleen de economische welvaart.
Het gaat uiteindelijk om het bereiken van een wereld waarin iedereen in elk
geval zijn of haar basisbehoeften kan bevredigen. Deze crisis toont aan dat
in de behoefte aan oplossingen voor voorzienbare catastrofes op allerlei niveaus onvoldoende
voorzieningen getroffen zijn. Het gaat om het voorbereid zijn op
bedreigingen van ons individuele bestaan, van ons als soort, en van de
natuur.
Er zijn twee dilemma’s die we op macroniveau moeten overwinnen: hoe
voorkomen we dat foute machtswellustelingen komen bovendrijven, en hoe brengen we de behoefte aan ordening-en-orde-op-macroniveau in overeenstemming met ieders behoefte op microniveau. Ordening gaat vooraf aan orde. Dit vraagt om
wetgeving binnen landen en overeenkomsten tussen en samenwerking met andere
landen.
Het individuele belang kan tegengesteld zijn aan het algemene belang. Wat
te doen? Waar kies je voor als er geen gulden middenweg is en niet iets kan
worden gevonden waarbij aan beide belangen recht wordt gedaan? Dit is
vooral een dilemma omdat, als ik kies voor mijn eigenbelang, dit nauwelijk
invloed heeft op het algemene belang. Dus waarom zou ik niet doen waar ik
zin in heb?
Hier laat de individuele ratio je in de steek. De invloed van microgedrag
heeft nauwelijks effect op de voortgang van het grotere geheel, terwijl,
als iedereen hetzelfde doet, dit wel degelijk effect heeft. Dat wel. Maar
hoe weet je of iedereen het doet? Over dit soort dilemma’s is door
spel-theoretici veel nagedacht. Gedragswetenschappers zouden een antwoord
kunnen vinden, maar ook op dit gebied heeft het neoliberale geloof
desastreus gewerkt. Een wetenschap als de andragologie (agologie;
welzijnsveranderingsprocessen) waarin ik in 1976 afstudeerde, is totaal van
de universiteiten verdwenen. In de discussies die op dit moment
plaatsvinden (eind maart, twee weken na de erkenning door de overheid dat
ingrijpende maatregelen genomen moesten worden) komen alleen virologen en
economen aan het woord.
Virussen, hoe klein en onzichtbaar ook, tonen aan dat enige nederigheid ten
opzichte van de beheersbaarheid van natuurlijke processen gepast is. Dit
neemt niet weg dat enige invloed uitoefenen op de gang van zaken wel
degelijk mogelijk is.
|