Vermogen
Hoe meer je kunt, hoe meer vermogen je hebt, hoe machtiger je bent. Hoe
meer je kunt, hoe meer vrijheid je hebt om te doen wat je wilt. Dit is wat
wij mensen nastreven. Macht. Controle. Het vermogen om je omgeving en je
bestaan te beheersen. Je beheerst je bestaan als je in staat bent je
behoeften te bevredigen. Je bent daarbij afhankelijk van anderen in je
omgeving. In onze tegenwoordige maatschappij ben je afhankelijk van anderen
over de hele wereld. De wereldwijde afhankelijkheid gaat vooral op als het
om koopbare producten gaat.
Koopbare producten verkrijg je door ze te ruilen voor geld. Hoe meer geld
je hebt, hoe meer zaken je kunt kopen en afgeleid daarvan: des te meer
macht heb je om andere mensen te laten doen wat jij wilt. In het nastreven
van die macht, dat vermogen, lijken mensen onverzadigbaar. Genoeg is nooit
genoeg. De behoefte om je voortbestaan te verzekeren is tegenwoordig
gekoppeld aan eigendom. Vermogen beperkt zich in de economie tot geld en in
geld omzetbare eigendommen. En om anderen zover te krijgen dat ze aan jouw
behoefte voldoen. Hoe rijker je bent, hoe meer macht je kunt uitoefenen.
Vermogen en macht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Om een menswaardig bestaan te kunnen leiden heb je maar een beperkte
hoeveelheid behoeftebevredigers nodig. Het vermogen om dingen te doen is
voor veel mensen groter dan ze voor zichzelf nodig hebben. De rest van hun
vermogen kunnen ze omzetten in uitgestelde koopkracht, in geld. Vermogen
kun je omzetten in geld door arbeid te verrichten en het product te
verkopen. Dit geld kan gespaard worden om later om te zetten in
behoeftebevredigers.
Als je spaart doe je ogenschijnlijk niets met je geld. Je kunt het op een
bank zetten. De bank leent jouw geld dan weer uit aan anderen of investeert
het in bedrijven. Er worden dan aandelen (in het eigendom van bedrijven) voor gekocht of leningen (aan particulieren of bedrijven) voor
verstrekt. Maar de bank kan er ook andere financiële producten voor kopen.
Als jouw bank een aandeel koopt, werk ze indirect mee aan de productie van
behoeftebevredigers die verkocht kunnen worden.
Je kunt ook zelf een aandeel kopen. Je koopt zo’n aandeel in de verwachting
dat de waarde ervan toeneemt of omgezet wordt in dividend (rente). Er is
echter een risico dat het bedrijf waarin je een aandeel hebt verlies leidt.
Dan leidt jij verlies. Om dit risico af te dekken is het dividend groter
dan de rente die je van een spaarbank zou krijgen. Dit extra dient ter
compensatie van het risico, zo wordt het voorgesteld door de klassieke
economen… Voor winstmaximalisatie gaan, wordt dit genoemd.
Mensen kunnen voortbestaan doordat ze het vermogen hebben om activiteiten
te verrichten die hen in staat stelt hun behoeften te bevredigen. Dat kost
enige inspanning. Oorspronkelijk moest voedsel vergaard worden en
onderkomens moesten gebouwd worden om een dak boven het hoofd te hebben. Er
moest fysieke inspanning verricht worden. Later kon die inspanning ook uit
een dienst bestaan, maar er moest iets voor gedaan worden.
Door het gebruik van geld als tussenruilmiddel kon specialisatie van de
inspanningen plaatsvinden, ambachten ontstonden. En goudsmeden ontdekten
dat ze door het bewaren van goud van anderen hun eigen goud konden
vermeerderen.
De actie van de goudsmid was niet het begin van de vermeerdering van
rijkdommen. Rijkdom definieer ik als het vermogen, de macht, om over méér
te beschikken dan je voor de bevrediging van je basisbehoeften nodig hebt.
Dit vermogen kan uitgedrukt worden in geld. Rijken hebben meer geld dan
armen.
Het verschil tussen arm en rijk bestaat al heel lang. Vorsten waren rijker
dan boeren en boeren waren rijker dan loonarbeiders. Rijkdom gaat om de
vraag wie zijn bezittingen het best kan verdedigen en wie het vermogen
heeft om bezit van anderen voor zichzelf op te eisen. Een kwestie van macht
dus. Hieruit is ons rechtssysteem ontstaan. Het streven naar macht komt voort uit de menselijke behoeften aan
zekerheid, veiligheid en eigenheid. Dit zijn de kenmerken van de
bestaansniveaus van mijn evolutiemodel: van alles wat bestaat. Door de
emergentie waardoor mensen ontstonden – het Historisch Bewustzijn – kreeg
het derde ontwikkelingsniveau de kleur van ‘goed zorgen voor
jezelf, rekening houdend met lange termijnen': verzamelen van duurzame behoeftebevredigers.
Eerst ging het om de fysieke houdbaarheid (eerste dimensie). Later werd de
verdediging van behoeftebevredigers en het leven van naasten ter hand
genomen. Dit ging beter naarmate er in grotere groepen werd samengewerkt.
Naarmate de groepen groter werden vond specialisatie plaats en ontstonden
legers. Voor de coördinatie van verdedigingen en aanvallen was hiërarchie
het beste ordeningsmodel. Krachtige leiders hadden het beste resultaat. Dit
kwam overeen met de natuurlijke behoefte om bedreigingen het hoofd te
bieden en vijanden uit te schakelen.
Het leiderschap was en is afhankelijk van status. Status is de bewondering
door anderen vanwege je vermogens. Op basis van dit vermogen vindt de
maatschappelijke rangordening plaats. Aansluiten bij en volgen van degene
met de hoogste status geeft de grootste kans dat de persoonlijke behoefte
aan zekerheid en veiligheid gegarandeerd is. Mensen met de hoogste status
doen hun best om het geloof in hun vermogen bij anderen in stand te houden
of te versterken. Dat kan door uiterlijk vertoon, door krachtig over te
komen, door rijkdom te showen, door anderen aan zich te binden…
Zo ontstonden vorsten en vorstendommen, en uiteindelijk landen. Het is nog
steeds zo dat regeringen de hoogste macht hebben, en de leiders het meeste
profijt. Het is echter de vraag wie de ware leiders zijn.
De Franse Revolutie kan gezien worden als een eerste begin van de
democratiseringsprocessen. Rond het midden van de 19e eeuw ontstonden de
eerste democratieën. 1968 wordt gezien als het keerpunt waarop de
democratisering een volgende stap maakte doordat in sommige landen de
onderlinge verhoudingen en de sociale stratificatie gelijkwaardiger werden.
Opdelingen in godsdiensten en religieuze stromingen werden onbelangrijk.
Door de democratisering werden de onderdanen van de vorst burgers van de
staat. De hiërarchie bleef, maar de macht van de overheid werd opgedeeld in
sectoren die elkaar op machtsmisbruik controleerden (op macroniveau) en de
burgers (op microniveau) werden voor de wet gelijk. Machtsmisbruik werd tegengegaan door de
leden van de regering en het parlement slechts gedurende een bepaalde tijd
een welomschreven macht toe te kennen.
Sinds de jaren zeventig kreeg het geloof in het neoliberalisme de overhand,
werd de invloed van regeringen geminimaliseerd en de vrijheid van handelen
gepredikt. Dit ging samen met een streven naar het opheffen van landelijke
grenzen om een vrije handel mogelijk te maken. Dit proces werd
‘globalisering’ genoemd. Globalisering is iets anders dan democratisering.
Er ontstonden steeds meer internationaal opererende bedrijven en landen konden deelnemen aan de wereldwijde productie van behoeftebevredigers. De landen werden vergeleken naar hun bruto binnenlands product (bbp); er kwamen steeds minder arme landen. Het
kapitalisme vierde hoogtij, totdat in 2008 dit wereldwijde systeem dreigde
in te storten. Er werden wat maatregelen getroffen die de banken in het
zadel hielden, maar structureel veranderde er weinig. De nieuwe ordening en
het geloof in het neoliberalisme werd gehandhaafd.
Totdat in 2020, een paar weken geleden, de wereld overvallen werd door het
coronavirus. Op dit moment vreet dit de fundamenten van het globale
systeem-zonder-grenzen aan. Het werd duidelijk dat een wereld zonder
grenzen vrij spel gaf aan kwaadaardige ingrepen in de menselijke
integriteit. Het door de neoliberalen voorgestane systeem voldoet niet
meer. De aandeelhouders hebben de schottenloze wereldhandel in handen. Dit
zorgt voor extreme rijkdommen bij enkelingen, de aandeelhouders, de rijken. Zij hebben
door hun vermogen de macht in handen. Landen en regeerders laten hun oren
hangen naar de wil van de grote bedrijven en digitale platformen. Zit er
iets in het huidige maatschappijmodel dat dit bewerkstelligt?
|