Herman Hümmels
Home

Politiek?


Het meest fundamentele dat je als aards wezen doet is: jezelf handhaven. Als systeem handhaaf jij jezelf in een omgeving. Dit gaat voor elk systeem op. Doe je dit niet, dan besta je niet lang.
In die situatie bevinden zich ook andere mensen die hetzelfde recht op een bestaan hebben als jij. Daar ga ik tenminste van uit. Het recht van de een is het recht van de ander. Je kunt dit recht ook een behoefte noemen, of een belang.
Er is een belangentegenstelling als meer mensen iets willen hebben dat maar in een beperkte hoeveelheid beschikbaar is. Hoe los je dergelijke tegenstellingen op?

Mensen hebben de mogelijkheid om binnen natuurlijke kaders (beperkingen) te kiezen welke invloed ze op hun omgeving (en ook op elkaar) wensen te hebben. Ze kunnen de manier waarop ze willen samenleven ‘ordenen’. In een bandbreedtemaatschappij hebben de mensen afgesproken om die ordening voor een deel, vastgelegd in een grondwet, over te laten aan een overheid. Die ordening heeft vooral betrekking op belangentegenstellingen.

Belangentegenstellingen spelen zich modelmatig af tussen twee systemen of groeperingen van systemen. Ik beschouw dit als de twee polen van een dialectische tegenstelling. De beste oplossing is als de twee polen opgaan in iets nieuws dat recht doet aan beide polen. Dit kan lang niet altijd, soms moet een compromis gevonden worden. Soms is het beter om niet samen te gaan. Bovendien is het onderscheid tussen micro en macro van belang. Een aanwijzing wordt gegeven in mijn Gulden Regel. Daarin staat namelijk de opdracht om tot een maatschappij te komen waarin iedereen in zijn basisbehoeften kan voorzien. Een basisbehoefte is een nood-zaak. Over zin-zaken zegt de Gulden Regel niets. Ik bedoel daarmee dat niemand verantwoordelijk is voor de bevrediging van een zin-behoefte van iemand anders. Of je aan de bevrediging van een zin-behoefte van een ander meewerkt is een zaak van persoonlijke vrije keuze. Ik heb het verder dus alleen over belangentegenstellingen waarbij nood-zaken (basisbehoeftenbevredigers, basisvoorzieningen) in het geding zijn. Ik beperk me daarbij tot de schaarse producten die in principe voor iedereen verkrijgbaar (koopbaar) zouden moeten zijn. (Er zijn ook behoeftebevredigers die niet voor geld uitwisselbaar zijn, waarbij het bijvoorbeeld moet klikken tussen twee of meer personen, zoals relationele behoeften, ze behoren tot de categorie 'zin-zaken': je hebt er geen recht op. Dit is bij nood-zaken wel het geval.)

Op microniveau gaan de economische belangentegenstellingen om de verhouding tussen verkopers en kopers. Via onderhandelen (marktwerking) ontstaat een prijs voor een product, waarbij beide partijen tevreden zijn met de eigendomsoverdracht. Dit ‘spel’ kan alleen goed gespeeld worden als beide partijen zich in een gelijkwaardige positie bevinden (even machtig zijn om “ja’” of “nee” te zeggen ten aanzien van de transactie). Als dit niet zo is dient het zo geregeld te worden dat de ongelijkheid opgeheven wordt. Dit is een taak van de overheid die vanuit het hogere systeemniveau bevoegd is om regelingen te treffen (onder andere ten aanzien van monopolieposities). Dit geldt ook ten aanzien van de verkrijgbaarheid. Het is de overheid die verantwoordelijk is voor de verkrijgbaarheid van de basisvoorzieningen voor iedereen.

De overheid kan er niet voor zorgen dat iedereen zijn behoeften bevredigt, nog afgezien van het feit dat die behoeften van elkaar verschillen. Voor de bevrediging van behoeften zal elke burger op de eerste plaats zelf moeten zorgen (voor zover mogelijk). In de bandbreedtemaatschappij gebeurt dit door iedereen van een basisinkomen te voorzien. De hoogte daarvan wordt op democratische wijze vastgesteld en is gebaseerd op een standaardpakket behoeftebevredigers. De samenstelling van dit pakket is zodanig dat iedereen een menswaardig bestaan kan leiden.

Naast een basisinkomen heeft de overheid ook de plicht regelingen te treffen, dusdanig dat de basisvoorzieningen ook voor iedereen beschikbaar zijn (gekocht kunnen worden en in de directe omgeving bereikbaar). Naast de basisvoorzieningen die door iedereen zelfstandig ingekocht kunnen worden, onder andere de dagelijkse boodschappen, zijn er voorzieningen die niet via het basisinkomen aangeschaft hoeven te worden, maar wel dagelijks beschikbaar moeten zijn (infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg…). De overheid dient dit soort activiteiten onder eigen (semi-)beheer uit te voeren en voor zover mogelijk over te laten aan
non-profit instellingen. Bepalend voor het onder eigen beheer houden zou moeten zijn het antwoord op de vraag of de voorziening een product betreft dat via een werkelijk vrije en open markt voldoende aangeboden kan worden. Daarbij moeten de eigenschappen van zo’n product voor iedereen duidelijk controleerbaar zijn, verschillen moeten voor iedereen duidelijk zijn en er moet wat te kiezen zijn. De rechten op gebruikmaking moeten landelijk voor iedereen gelijk zijn. Dat is bijvoorbeeld niet het geval als gemeenten het verschillend kunnen regelen, of als er in een regio slechts één voorziening is.

De uitgebreide verantwoordelijkheid van de overheid vereist een stevige inbreng van de volksvertegenwoordiging. Bij hen ligt de macht om ordeningen (kaders) vast te leggen (in termen van de grenzen van een bandbreedte: wetgeving). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de regering. De volksvertegenwoordiging controleert het doen en laten van de regering.
Omdat volksvertegenwoordigers ‘vertegenwoordigers’ zijn, is de gehele bevolking in principe betrokken. Iedereen zou mee moeten kunnen praten: directe democratie. Maar omdat dit moeilijk organiseerbaar is en ook niet iedereen de behoefte heeft om erover mee te praten, is het goed om het beslissen aan vertegenwoordigers over te laten. Ze zijn wel gehouden aan een uitgebreide raadpleging. Daartoe zijn tegenwoordig veel technische hulpmiddelen beschikbaar om dit mogelijk te maken.

Het bestaan van een maatschappij is niet vanzelfsprekend. Een democratisch land is voortdurend in beweging. Een democratie moet onderhouden en het democratisch gehalte moet bewaakt worden en moet zich aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen. Een bandbreedte-maatschappij is voortdurend aan verandering onderhevig. Betrokkenen moeten steeds met nieuwe oplossingen komen. Daarvoor is informatieuitwisseling en discussie noodzakelijk. Politiek begint op het microniveau, bij de discussies ‘aan de keukentafel’. Mensen hebben een mening over hoe het verder moet: ze hebben een mening als het om hun eigen leven gaat, en in grote lijnen als het om het plaatselijke en landelijke beleid gaat. In een democratie vindt dit zijn neerslag in de cultuur en het overheidsbeleid.

Een onderdeel van het overheidsbeleid betreft de economie. De regelingen die getroffen worden bepalen de verdeling onder de bevolking van de schaarse goederen. Dit houdt in dat de politiek, in de vorm van de voor het beleid verantwoordelijke mensen, grote invloed heeft op de welvaart en het welzijn van de burgers in een land, en als het om de Europese wetgeving gaat op de wetgeving van een land. Vooral op economisch gebied is Europa voor de afzonderlijke landen essentieel om zich globaal te handhaven en niet de speelbal te worden van de chaotische continentale machtsspelletjes.

Home   Voor reacties: Prikbord Economie