Politiek?
Het meest fundamentele dat je als aards wezen doet is: jezelf handhaven.
Als systeem handhaaf jij jezelf in een omgeving. Dit gaat voor elk systeem
op. Doe je dit niet, dan besta je niet lang.
In die situatie bevinden zich ook andere mensen die hetzelfde recht op een
bestaan hebben als jij. Daar ga ik tenminste van uit. Het recht van de een
is het recht van de ander. Je kunt dit recht ook een behoefte noemen, of
een belang.
Er is een belangentegenstelling als meer mensen iets willen hebben dat maar
in een beperkte hoeveelheid beschikbaar is. Hoe los je dergelijke
tegenstellingen op?
Mensen hebben de mogelijkheid om binnen natuurlijke kaders (beperkingen) te
kiezen welke invloed ze op hun omgeving (en ook op elkaar) wensen te
hebben. Ze kunnen de manier waarop ze willen samenleven ‘ordenen’. In een
bandbreedtemaatschappij hebben de mensen afgesproken om die ordening voor
een deel, vastgelegd in een grondwet, over te laten aan een overheid. Die
ordening heeft vooral betrekking op belangentegenstellingen.
Belangentegenstellingen spelen zich modelmatig af tussen twee systemen of
groeperingen van systemen. Ik beschouw dit als de twee polen van een
dialectische tegenstelling. De beste oplossing is als de twee polen opgaan
in iets nieuws dat recht doet aan beide polen. Dit kan lang niet altijd,
soms moet een compromis gevonden worden. Soms is het beter om niet samen te
gaan. Bovendien is het onderscheid tussen micro en macro van belang. Een
aanwijzing wordt gegeven in mijn Gulden Regel. Daarin staat namelijk de
opdracht om tot een maatschappij te komen waarin iedereen in zijn
basisbehoeften kan voorzien. Een basisbehoefte is een nood-zaak. Over
zin-zaken zegt de Gulden Regel niets. Ik bedoel daarmee dat niemand
verantwoordelijk is voor de bevrediging van een zin-behoefte van iemand
anders. Of je aan de bevrediging van een zin-behoefte van een ander
meewerkt is een zaak van persoonlijke vrije keuze. Ik heb het verder dus alleen
over belangentegenstellingen waarbij nood-zaken (basisbehoeftenbevredigers,
basisvoorzieningen) in het geding zijn. Ik beperk me daarbij tot de
schaarse producten die in principe voor iedereen verkrijgbaar (koopbaar)
zouden moeten zijn. (Er zijn ook behoeftebevredigers die niet voor geld
uitwisselbaar zijn, waarbij het bijvoorbeeld moet klikken tussen twee of
meer personen, zoals relationele behoeften, ze behoren tot de categorie 'zin-zaken': je hebt er geen recht op. Dit is bij nood-zaken wel het geval.)
Op microniveau gaan de economische belangentegenstellingen om de verhouding tussen
verkopers en kopers. Via onderhandelen (marktwerking) ontstaat een prijs
voor een product, waarbij beide partijen tevreden zijn met de
eigendomsoverdracht. Dit ‘spel’ kan alleen goed gespeeld worden als beide
partijen zich in een gelijkwaardige positie bevinden (even machtig zijn om
“ja’” of “nee” te zeggen ten aanzien van de transactie). Als dit niet zo is
dient het zo geregeld te worden dat de ongelijkheid opgeheven wordt. Dit is
een taak van de overheid die vanuit het hogere systeemniveau bevoegd is om
regelingen te treffen (onder andere ten aanzien van monopolieposities). Dit
geldt ook ten aanzien van de verkrijgbaarheid. Het is de overheid die
verantwoordelijk is voor de verkrijgbaarheid van de basisvoorzieningen voor
iedereen.
De overheid kan er niet voor zorgen dat iedereen zijn behoeften bevredigt,
nog afgezien van het feit dat die behoeften van elkaar verschillen. Voor de
bevrediging van behoeften zal elke burger op de eerste plaats zelf moeten
zorgen (voor zover mogelijk). In de bandbreedtemaatschappij gebeurt dit
door iedereen van een basisinkomen te voorzien. De hoogte daarvan wordt op
democratische wijze vastgesteld en is gebaseerd op een standaardpakket
behoeftebevredigers. De samenstelling van dit pakket is zodanig dat
iedereen een menswaardig bestaan kan leiden.
Naast een basisinkomen heeft de overheid ook de plicht regelingen te
treffen, dusdanig dat de basisvoorzieningen ook voor iedereen beschikbaar
zijn (gekocht kunnen worden en in de directe omgeving bereikbaar). Naast de
basisvoorzieningen die door iedereen zelfstandig ingekocht kunnen worden,
onder andere de dagelijkse boodschappen, zijn er voorzieningen die niet via
het basisinkomen aangeschaft hoeven te worden, maar wel dagelijks
beschikbaar moeten zijn (infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg…). De
overheid dient dit soort activiteiten onder eigen (semi-)beheer uit te voeren en
voor zover mogelijk over te laten aan non-profit instellingen. Bepalend
voor het onder eigen beheer houden zou moeten zijn het antwoord op de vraag
of de voorziening een product betreft dat via een werkelijk vrije en open
markt voldoende aangeboden kan worden. Daarbij moeten de eigenschappen van zo’n
product voor iedereen duidelijk controleerbaar zijn, verschillen moeten
voor iedereen duidelijk zijn en er moet wat te kiezen zijn. De rechten op
gebruikmaking moeten landelijk voor iedereen gelijk zijn. Dat is
bijvoorbeeld niet het geval als gemeenten het verschillend kunnen regelen,
of als er in een regio slechts één voorziening is.
De uitgebreide verantwoordelijkheid van de overheid vereist een stevige
inbreng van de volksvertegenwoordiging. Bij hen ligt de macht om ordeningen
(kaders) vast te leggen (in termen van de grenzen van een bandbreedte:
wetgeving). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de
regering. De volksvertegenwoordiging controleert het doen en laten van de
regering.
Omdat volksvertegenwoordigers ‘vertegenwoordigers’ zijn, is de gehele
bevolking in principe betrokken. Iedereen zou mee moeten kunnen praten:
directe democratie. Maar omdat dit moeilijk organiseerbaar is en ook niet
iedereen de behoefte heeft om erover mee te praten, is het goed om het
beslissen aan vertegenwoordigers over te laten. Ze zijn wel gehouden aan
een uitgebreide raadpleging. Daartoe zijn tegenwoordig veel technische
hulpmiddelen beschikbaar om dit mogelijk te maken.
Het bestaan van een maatschappij is niet vanzelfsprekend. Een democratisch
land is voortdurend in beweging. Een democratie moet onderhouden en het
democratisch gehalte moet bewaakt worden en moet zich aanpassen aan nieuwe
ontwikkelingen. Een bandbreedte-maatschappij is voortdurend aan verandering
onderhevig. Betrokkenen moeten steeds met nieuwe oplossingen komen.
Daarvoor is informatieuitwisseling en discussie noodzakelijk. Politiek
begint op het microniveau, bij de discussies ‘aan de keukentafel’. Mensen
hebben een mening over hoe het verder moet: ze hebben een mening als het om
hun eigen leven gaat, en in grote lijnen als het om het plaatselijke en
landelijke beleid gaat. In een democratie vindt dit zijn neerslag in de
cultuur en het overheidsbeleid.
Een onderdeel van het overheidsbeleid betreft de economie. De regelingen
die getroffen worden bepalen de verdeling onder de bevolking van de
schaarse goederen. Dit houdt in dat de politiek, in de vorm van de voor het
beleid verantwoordelijke mensen, grote invloed heeft op de welvaart en het
welzijn van de burgers in een land, en als het om de Europese wetgeving
gaat op de wetgeving van een land. Vooral op economisch gebied is Europa
voor de afzonderlijke landen essentieel om zich globaal te handhaven en
niet de speelbal te worden van de chaotische continentale machtsspelletjes.
|