Doelmiddelmodel
Als je duidelijk voor ogen hebt wat je wilt bereiken, kunnen je middelen inzetten om het doel te bereiken. Dat doel bevindt zich in de toekomst. Bij een bedreiging kan het doel ook inhouden: handhaven van de huidige situatie.
Het doelmiddelmodel gaat uit van het eindresultaat. Bij het intentiemodel (zie een ander stukje) ligt de nadruk op de beginsituatie. Bij het doelmiddelmodel gaat het om resultaatverantwoordelijkheid, bij het intentiemodel om inspanningsverplichting.
Tussendoelen
Het proces dat naar het eindresultaat leidt wordt gepland en tevoren in stappen onderverdeeld, waarbij voor elke stap tussendoelen geformuleerd worden.
Doel
Een doel dient concreet, meetbaar en controleerbaar te zijn. Tevoren wordt vastgesteld wat en wanneer iets gerealiseerd moet zijn en wat het kost. Om te weten of het resultaat overeen komt met het oorspronkelijk gewenste, moet het doel nauwkeurig beschreven zijn. Het doel dicteert welke middelen ingezet moeten worden en welke handelingen vereist zijn.
Ethiek
Bij het doelmiddelmodel gaat het er om DAT iets bereikt wordt en om WAT er bereikt wordt. Op driedimensionaal niveau is ook het HOE belangrijk. Daarbij spelen ethische vragen een rol. Sommigen zeggen: "het doel heiligt de middelen". Anderen vinden dat niet elk doel nastrevenwaardig is. Als toetssteen gelden waarden en normen.
Fasen
Het doelmiddelmodel bestaat uit de volgende fasen, dit model geldt ook voor alle tussendoelen.
1. Afrekenen.
Je met het verleden verzoenen, met een schone lei beginnen, een punt zetten achter wat gebeurd is, vanaf nul opnieuw beginnen, het TOEN een plaats geven. Alleen wat je NU bereikt hebt en wat je tot nu toe geleerd hebt, doet er toe.
2. Balans opmaken.
Waar sta je nu? Wat is de huidige realiteit? Een beeld van het NU opbouwen.
3. Doel stellen.
Wat wil je bereiken? Vaststellen hoe het DAN er uit gaat zien. Je ‘committeren’.
4. Creëren.
Doen wat gedaan moet worden om het DAN tot werkelijkheid te maken.
5. Consolideren.
Maatregelen treffen om de duurzaamheid van het DAN te bevorderen.
Uitgebreide beschrijving
Een wat uitgebreider model dat hetzelfde proces beschrijft:
1. Erkenning van het probleem. Wat heb je geleerd? Vervolgens de balans opmaken. TOEN is alleen van belang om: het probleem goed te kunnen definiëren en te begrijpen; de bijbehorende emoties te kunnen benoemen; vast te kunnen stellen wat je DAN niét wilt.
2. Aanvaarding van de realiteit. Hoe ziet het NU eruit? Het heeft geen zin om te proberen het TOEN te veranderen, alleen het DAN kun je naar je hand zetten. Dit lukt beter naarmate er minder een negatieve emotionele binding met het verleden bestaat. Oude koeien uit de sloot halen heeft geen zin, jeremiëren over wat er fout gegaan is evenmin. Met een schone lei beginnen, desnoods steeds weer opnieuw, geeft de beste kans op verbetering. Voldoende tijd voor de verwerking van het verleden nemen levert de meeste mogelijkheden op voor een gewenste toekomst. Als de lei niet helemaal schoon is, gaat dit problemen opleveren. Opnieuw schoon poetsen door het verwerkingsproces een kans te geven is de enige mogelijkheid voor een positief resultaat. Niet eerst afrekenen met het verleden levert alleen kans op blokkades op.
3. Kiezen voor een gewenste toekomst, voor het bereiken een doel, binnen de ruimte die voorhanden is. Ik bedoel hier 'geestelijke ruimte', creatieve ruimte. Die ruimte wordt alleen beperkt door de eigen fantasie. Wat willen je bereiken?
4. Bepalen welke tussenstappen, welke hulpbronnen nodig zijn en welke hindernissen vermeden moeten worden om het gestelde doel te bereiken. Hoe bereiken we het doel?
5. Afvragen of die tussenstappen realiseerbaar en die hulpbronnen ook voorhanden zijn.
6. Afvragen of je de daarvoor benodigde inspanningen over heeft. Waarom is het goed de inspanning te leveren?
7. Afvragen of het dóór te maken proces en het gestelde doel negatieve gevolgen heeft, ook voor anderen en op de lange termijn; bevat het doel of de weg ernaar toe valkuilen?
8. Echt geloven - ‘zeker weten’ - dat men het doel zal bereiken.
9. Beslissen of men het zal doen of niet.
10. Daadwerkelijk handelen.
Het gaat hier om een iteratief proces: steeds als je in een bepaalde fase bent aangekomen kan het nodig blijken om het plan bij te stellen door naar een vorige fase terug te gaan. Het is ook een beslissingsproces. In elke fase kan men afhaken, bij elke fase hoort een bepaald soort beslissing. Steeds kun je kiezen voor doen of niet doen.