Arbeid
Tegen werk, het hebben van een baan, kun je op verschillende manieren aankijken. Je kunt het zien als een manier om in je levensonderhoud te voorzien. Het maakt dan eigenlijk niet uit wat je doet, als er maar brood op de plank komt. Als dat lukt, kun je trots zijn op jezelf.
Je kunt het ook zien als een middel om betekenis te hebben voor andere mensen. Zonder schoenmakers zouden de mensen op blote voeten moeten lopen. Zonder bakkers zouden de mensen het brood zelf moeten bakken. Op het product dat je levert kun je trots zijn.
Harry, de nieuwe chauffeur van Riverside, denkt op de eerste manier. Hij heeft voor zichzelf als doel gesteld om een goede echtgenoot voor zijn vrouw en een goede vader voor zijn kinderen te zijn. Naast een regelmatig inkomen om eten te kunnen kopen, is het voor hem belangrijk dat hij voldoende geld verdient om zijn kinderen naar school te kunnen sturen. Hij heeft zelf nooit op school gezeten.
Harry denkt ook op de tweede manier. Hij is trots op zichzelf omdat hij goed Engels spreekt. Hij kan in het Nepalees schrijven en is een bekwaam en voorzichtig chauffeur. Alles zelf geleerd.
Mijn eigen kijk op arbeid is toch vooral gekleurd geweest door de vraag wie er het meest van profiteert. Voor een Nepalees is dat een luxe-probleem. Maar voor mij, als zoon van een textiel-arbeider, evident. Ik was me daarvan erg bewust tijdens een rondleiding in een kasteel. Aan de wand hingen dure schilderijen. "Uit de Van Heek-collectie", zei de rondleidster. Van Heek was een 'textielbaron'. Ik dacht: "Over de rug van de arbeiders...".
Het vraagstuk van de 'uitbuiting' is best ingewikkeld, als je erover na gaat denken. Want zonder textielbaron zou mijn vader misschien werkloos geweest zijn. Maar dat neemt niet weg dat ik kwaad was. Erg kwaad. Waarom moet de een alles hebben en de ander niets? Waar haalt de een het recht vandaan om zich te verrijken ten koste van de ander? Of zijn ook hier andere zienswijzen mogelijk? Zien veel Nepalesen ons als 'baronnen'?
|